CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2020 |
In het begin van de zeventiende eeuw gold Italië als de bakermat van muzikale vernieuwing. Daar immers ontstonden onder meer de opera, het oratorium en het continuo, werden uiteenlopende nieuwe muzikale uitdrukkingsmiddelen beproefd. Geen wonder dus dat niet alleen componisten maar ook uitvoerende musici (in de meeste gevallen in een en dezelfde persoon verenigd) van allerlei snit uit grote delen van Europa naar Italië trokken om er met de zich in snel tempo ontwikkelende stijlen kennis te maken. Een deel van hen keerde later weer naar het eigen land terug, geïnspireerd door en beladen met nieuw opgedane kennis en inzichten, en vast van plan die zo goed mogelijk te exploiteren. Het duurde niet lang of al dat nieuwe vond in het thuisland een uiterst vruchtbare voedingsbodem; zonder dat de reeds lang gevestigde tradities daardoor het veld hoefden te ruimen. Het was dus niet het ene dat het andere verving, maar was juist eerder sprake van een volmaakte symbiose, vervuld van inventie en nieuw elan. Anders dan in andere delen van Europa lagen In Frankrijk de kaarten echter beduidend anders. Daar bleek men in brede kring juist ongevoelig voor de Italiaanse muziek in het algemeen, laat staan voor de daaruit overgewaaide stilistische nieuwigheden. Er heerste met name in Parijs zelfs de opvatting dat de van nature sierlijke en eenvoudige Franse muziek met kop en schouders boven de Italiaanse uitstak. Dat had niets van doen met misplaatst chauvinisme of nationalisme, maar alles met wat werd beschouwd als de door de Italiaanse componisten beoefende gekunstelde, opgeschroefde technieken met de daarmee verbonden zielloze virtuositeit, de grillige melodieën en de overmaat van dissonanten. In Frankrijk was de muzikale perceptie sterk verankerd door opvoeding en onderwijs, met een onmiskenbare afkeer van wat werd gezien als expressieve overdrijving en gezochte complexiteit. Dat kon tot niets anders leiden dan een negatief beeld ten opzichte van de Italiaanse muziek. Aldus waren de Franse en Italiaanse barokmuziek tot diep in de zeventiende eeuw twee gescheiden werelden. Een dergelijke, die in de culturele samenleving doorgedrongen opvatting gaf zelfs wel vooruitstrevende componisten en musici niet of nauwelijks aanleiding om zich buiten de paden van de heersende muzikale mores te begeven, laat staan zich daarin te gaan specialiseren. Waar nog bijkwam dat die als het ware ingebakken vooringenomenheid sterk genoeg was om een oriëntatiereis naar Italië te ontmoedigen. Een van de weinige uitzonderingen op die ongeschreven regel was, voor zover we weten, Marc-Antoine Charpentier (1643-1704). Hij reisde wel naar Italië en nota bene op zeer jonge leeftijd, want al aan het eind van de jaren zestig bracht hij maar liefst drie voor hem zeer leerzame jaren in Rome door. Waarschijnlijk was hij hierin gestimuleerd door zijn toekomstige mecenas, de gravin De Guise, die in haar jeugd naar Florence was uitgeweken en daar hartstochtelijk verliefd was geraakt op de Italiaanse muziek. Ook Charpentier moet van die muziek diep onder de indruk zijn geweest, want hij stak later niet onder stoelen of banken dat wat hem betreft maar één land in aanmerking kon komen als bron van de nieuwe muziek: dat was Italië. Het is alleen al daarom een uitstekende gedachte geweest om de vierkorige mis van Charpentier op dit nieuwe album te bundelen met eveneens groots opgezette kerkelijke werken van zes vooraanstaande Italiaanse componisten uit de zeventiende eeuw: Maurizio Cazzati (1616-1678), Francesco Cavalli (1602-1676), Tarquinio Merula (ca. 1594-1665), Francesco Beretta (ca. 1640-1694; zijn zevendelige 'Missa Mirabiles elationes maris' is er fraai doorheengeweven), Giuseppe Giamberti (ca. 1600-ca. 1663) en Orazio Benevoli (1605-1672). De pleisterplaatsen die aldus worden aangedaan zijn Bologna, Venetië, Cremona en Rome en uiteraard Parijs (Charpentier). De titel van het album weerspiegelt dat ook: 'Carnets de voyage d'Italie' fungeert voor de muziekliefhebber als een ware muzikale 'road map'. Het is muziek die pure vocale en instrumentale schoonheid openbaart en daardoor - tenminste bij mij - een blijvende indruk heeft achtergelaten. Dat brengt dan tevens de eminente prestatie van het Franse Ensemble Correspondances onder leiding van Sébastien Daucé in beeld, met superieure koorzang (stemvoering, balans en dictie zijn boven iedere kritiek verheven), flonkerende instrumentale begeleiding en met een bezieling die grote bewondering afdwingt. Voeg daarbij de schitterende opname en u weet dat u hiermee een waar juweel in handen heeft (downloaden kan uiteraard ook of anders zijn er wel de verschillende muziekdiensten als Spotify en Qobuz). Het inzichtelijke cd-boekje bevat uiteraard ook alle gezongen teksten, zij het dat de (overigens merendeels bekende) Latijnse tekst alleen in het Frans werd vertaald. index |
|