CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2019 |
Tegenwoordig kijken we er misschien anders tegenaan, maar in het Venetië van de zeventiende eeuw was de opera niet meer dan een van de vele kunstproducten die zich wel of niet goed lieten verkopen. Ook toen al was het vaak meer een kwestie van marktwerking dan van artistieke kwaliteit. Als de ene opera niet goed 'verkocht'? Dan volgde al snel een andere... De Venetiaan Francesco Cavalli (Crema 1602-Venetië 1676), zijn oorspronkelijke naam was Caletti-Bruni, liet niet alleen een groot oeuvre na, maar zette evenals Claudio Monteverdi (1567-1643) een belangrijk stempel op de ontwikkeling van de zeventiende-eeuwse opera. Een goed voorbeeld daarvan is de aria, die anders dan bij Monteverdi door de invloed van Cavalli een geheel eigen vorm vond, onverschillig of sprake was van een elegische, dramatische of uitgesproken lyrische context. Geen beter voorbeeld van de tot muziek verheven emoties dan in Cavalli's opera La Calisto uit 1651, die op slag duidelijk maakt dat de in muziek gedoopte expressie bij hem in zeer goede handen was. Wat ook zijn populariteit tot ver buiten Venetië verklaart. Zo ook in Frankrijk, al viel het oorspronkelijke plan door onvoorziene omstandigheden eerst volledig in het water. Want wat was het geval? In 1660 werd het huwelijk van Lodewijk XIV, de Zonnekoning, met de Spaanse Maria Theresia ingezegend en Cavalli was aangetrokken om voor die bijzondere gelegenheid een opera te componeren. Er werd in hartje Parijs zelfs een speciaal theater voor gebouwd dat plaats bood aan ruim vierduizend toeschouwers: het Théâtre des Tuileries. Een theater bovendien waarin de nieuwste snufjes op het gebied van de toneelmechanieken werden verwerkt. Cavalli had voor die nieuwe opera, Ercole amante, het oog laten vallen op Hercules, die model stond voor de Zonnekoning. Vleierij, het hoorde erbij. Maar toch ging het op het nippertje alsnog mis: niet alleen bleek de zaal niet op tijd klaar, maar ook de uitvoering van de opera was verre van een sinecure. Een drastische noodgreep was daarom geboden. Samen met de man die hem naar Parijs had gelokt, kardinaal Mazarin, werd een andere opera uit de hoge hoed getoverd: Xerse, al gecomponeerd in 1654, waarin eveneens een vorst op de voorgrond stond: de Perzische koning Xerxes. Een andere opera, een andere locatie: Xerse ging voor het eerst in Frankrijk in 1660, in de veel kleinere Salle d'Apollon. Maar niet zonder een aantal stevige ingrepen, ingegeven door de speciale wensen van een danslustige Zonnekoning (hij was er verzot op) en voor de gelegenheid - letterlijk tussen de bedrijven door - gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully. Aldus werd het een opera naar Frans model, tot grote frustratie van Cavalli, die bovendien nog bijna twee jaar aan de Franse hoofdstad vastgebakken zat om daar in 1662 Ercole armante in première te kunnen laten gaan. Maar ook die opera kwam er niet ongeschonden vanaf: opnieuw greep Lully in door uitgebreide balletmuziek toe te voegen. Het was het begin van de Franse tragédie lyrique en van de balletmuziek in de Franse opera. Cavalli moest er niets van hebben, maar zijn naam was in Frankrijk wel gevestigd. In 1654, hetzelfde jaar dat Cavalli zijn Xerse voltooide, begon hij aan de opera L'Ipermestra, die hij in 1658 voltooide. Het libretto stamde van de hofarts en dichter Giovanni Andrea Moniglia (1624-1700). Ook dit werk had een belangrijk vervolg: de festiviteiten in 1658 rond de geboorte van de eerste zoon van koning Felipe IV van Spanje en Maria Anna van Oostenrijk, prins Felipe Próspero. De groothertogin van Toscane, Vittoria della Rovere, echtenote van groothertog Ferdinando II, greep de gelegenheid om er er een groots opgezet feest van te maken, extra luister bijgezet met een van de meest monumentale opera's ooit in Florence op de planken gebracht: L'Ipermestra, door Cavalli aan haar opgedragen. En zo geschiedde. In deze opera draait het om het aangrijpende verhaal van prinses Ipermestra (de sopraan Elena Monti), die van haar vader, koning Danao (de bas Sergio Foresti), haar geliefde Linceo (de mezzo Emanuela Galli) moet vermoorden omdat een godsspraak heeft geprofeteerd dat de geliefde van zijn dochter hem anders in het verderf zal storten. En zoals zo vaak in de opera wemelt het van de intriges en vieren list en bedrog hoogtij. Maar ook ditmaal loopt alles goed af en is het eind goed al goed. Cavalli componeerde er sprankelende, zelfs somptueuze muziek bij, afwisselend en contrastrijk, vol ingenieuze vondsten, maar ook menigmaal herinnerend aan de muziek van Monteverdi, onder wie Cavalli nog als koorknaap van San Marco had gezongen en een diepe bewondering voor hem koesterde. De (scènische) première* vond plaats op 24 augustus 2006 in de Stadsschouwburg in Utrecht als openingswerk van het Festival Oude Muziek, in aanwezigheid van (toen nog) koningin Beatrix. Onder het toeziend oog en oor van producer Jos Boerland komt het levensecht uit de luidsprekers, de toneelgeluiden en het applaus incluis. In het voorwoord van het programmaboekje schreef festivalleider Jan Van den Bossche: 'als we na deze productie alsnog failliet gaan, hoop ik tenminste dat dat in schoonheid gebeurd zal zijn.’ Inderdaad, voor de totstandkoming van deze uitvoering bleken diepe zakken nodig, maar de uitvoering bleek het dubbel en dwars waard. De geringe zwakke plekken in de rolbezetting deden daaraan niet af. Waarom deze opname pas dertien jaar na dato op de markt verschijnt is mij overigens een raadsel. _______________ index |
|