![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2015
|
Dowland in Holland, de jongste productie van het Nederlandse ensemble Camerata Trajectina, richt zich op John Dowlands 'First and Second Booke of Songs and Ayres', maar dan op basis van uitsluitend Nederlandse teksten. Wie was eigenlijk John Dowland? Hij werd in 1563 in Londen geboren en behoorde volgens zijn tijdgenoten tot de beste luitspelers, maar voor ons is het (nog) belangrijker dat hij een nieuw fenomeen deed ontstaan: het Engelse lied met luitbegeleiding, een muziekvorm die we later overal in Europa terugzien, een combinatie van ballade, madrigaal en dansmuziek. De 'unendliche' melodie (Bruckner) vinden we eigenlijk al bij Dowland, die bovendien excelleerde in een ijzersterke verbondenheid tussen tekst en muziek. Dowland lijkt wel rechtstreeks ingang tot de ziel te verschaffen, gemeten naar het karakter van zijn muziek, uniek in haar soort en met alle eigenschappen in zich om alom geliefd te zijn. Het is een klanktaal die onmiddellijk aanspreekt, met een zeker voor die tijd ongekende uitdrukkingskracht. Muziek ook die een zekere moed vereiste om gecomponeerd te worden, hoewel we daar bijna vierhonderd jaar later misschien enigszins anders tegenaan kijken. Met diezelfde moed bekeerde Dowland zich tot het katholicisme, wat tijdens de regeerperiode van Elisabeth I eenvoudigweg 'not done' was. Geen wonder dus dat Dowland heel lang moest wachten op een aanstelling aan het Engelse hof. Pas in 1612, hij was toen al 49, lukte hem dat, maar niet nadat hij daarvoor weer terug was gekeerd in de religieuze moederschoot der Anglicanen. Hoe het er wat betreft de wijn in de Hollandse Gouden Eeuw bijstond weet ik niet, maar wel dat Dowlands liederen en aria's in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in goede aarde vielen. Zo was er de bekende remonstrantse dominee Dirck Rafaelszoon Camphuysen die Dowlands 'Flow my Teares' van een eigen tekst voorzag: 'Traen, Oogen, Traen'. Hij was bepaald niet de laatste: velen zouden hem daarin volgen. Een 'traen', treurige muziek. Dowland zelf was zich daarvan uiteraard als geen ander bewust, het was min of meer zijn handelsmerk: 'Semper Dowland, semper dolens' (altijd Dowland, altijd treurend). Treurnis of droefgeestigheid, ik zou bijna zeggen 'suit yourself'. Ik geef u een voorbeeld van een liedtekst, eerst in het oorspronkelijke Engels en vervolgens in hedendaags Nederlands:
Dat raakte ook in de Republiek een gevoelige snaar, zij het dat menige 'vertaling' in een andere richting koerste dan het origineel van Dowland. Zo richtte de tekst van Camphuysen zich niet op Dowlands onbeantwoorde liefde voor een meisje, maar op de tot zonde geneigde, dwaze menselijke natuur. Dat paste beter bij de strenge opvattingen van die remonstrantse dominee; ook een soort 'suit yourself'. Vanaf 1624 verschenen er andere dichters op het Nederlandse poëtische tapijt. Ik noem in dit verband Jan Harmensz. Krul met de liefdesklacht 'Klaegh, Oogen, Klaegh' uit zijn 'Minnelycke Sang-Rympies (jawel, die gaan over de liefde), verschenen in 1634, het anoniem gebleven 'Arions Vingertuig' (1645) met in datzelfde jaar 'Huil, Borste, Huil' en Anthony Janssen met zijn 'Christelijck Vermaeck die evenals Camphuysen liefdesverdriet inwisselde voor de zondige ziel. Wie die oude teksten bekijkt stuit onherroepelijk op de enorme 'ontwikkeling' die onze taal sinds de Gouden Eeuw heeft doorgemaakt. Een ontwikkeling die onze (na)buurlanden, uitgezonderd België, merendeels bespaard is gebleven. Of misschien wel gelukkig bespaard is gebleven, want al die maar niet aflatende, ferme ingrepen door de jaren heen, met dank aan onze in dit opzicht werkelijk onvermoeibare Taalunie, hebben niet alleen her en der veel verwarring gezaaid, maar er ook toe bijgedragen dat we steeds verder af zijn geraakt van het oorspronkelijk zo fraaie Nederlands. We hoeven alleen maar de door de Staten-Generaal in 1637 geautoriseerde vertaling van de Bijbel te raadplegen om ons daarvan te overtuigen. De zeven zangers en musici van Camerata Trajecta hebben er - de treurige liedteksten ten spijt - een waar feest van gemaakt. Deze pleitbezorgers van de Nederlandse muziek uit de middeleeuwen en de Gouden Eeuw vormen een niet te onderschatten mengeling van wetenschappelijk onderzoek en uitvoering, een combinatie die best bijzonder mag heten en die we bepaald niet alle dagen tegenkomen. En dat niet sinds vandaag of gisteren: vorig jaar vierde het ensemble het veertigjarig jubileum en kreeg het naar aanleiding daarvan de prestigieuze Visser Neerlandia Cultuurprijs uitgereikt, met als klap op de vuurpijl 'Van Peeckelharing tot Pierlala', een aanstekelijke biografie van het ensemble, geschreven door de in de Oude Muziek gepokte en gemazelde journaliste Jolande van der Klis (journalist moet weliswaar zonder e, maar dit geslachtloze voorschrift leg ik graag naast me neer). Van Camerata Trajectina verschenen intussen 6 lp's en 30 cd's, merendeels uitgebracht op het Globe Records label. Wij hebben hieraan al eerder aandacht besteed. Werkelijk subliem uitgevoerd, net zo prachtig opgenomen en uitstekend gedocumenteerd is dit een aanwinst om van te watertanden. Dit is een hecht ensemble dat zich moeiteloos, bijna vanzelfsprekend het idiomatische karakter van deze muziek eigen heeft gemaakt en haar op een volstrekt natuurlijke manier van het stof van eeuwen heeft ontdaan. De fraai ingelijste instrumentale bijdragen brengen bovendien het in het Elizabethiaanse Engeland van de zestiende en zeventiende eeuw zeer populaire consort over het voetlicht, fraai ingebed in het geheel (het Engelse consort had zowel betrekking op een groep van dezelfde of van verschillende instrumenten). Samengevat mogen we volop genieten van de muzikale en tekstuele empathie van de bovenste plank zoals die hier wordt gedemonstreerd. ________________________ index |
|