CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2009

 

 

Cage: Pianoconcert (1957/58) - Dream (1948) - Ryoanji (1985) - Radio Music (1956).

Cage/Scodanibbio: Freeman Etudes nr. 1-5 (1977/80).

Fabrizio Ottaviucci (piano), Ensemble o.l.v. Stefano Scodanibbio (contrabas).

Live-opnamen: Pianoconcert en Radio Music.

Wergo WER 6713-2 • 66' •


John Cage (1912-1992) een enfant terrible? In ieder geval een muzikale vrijbuiter, zoon van een zeer christelijke moeder en een buitenissige vader. In zijn jeugd net zo wispelturig als zijn pa, het schoolvoorbeeld van de recalcitrante leerling die goed kon leren, maar dat maar niks vond en veel liever een spannende en leuke trektocht door Europa wilde maken.

Begin jaren dertig werd het wat serieuzer, toen Cage compositieles ging nemen bij niet de minsten, Arnold Schönberg (die Oostenrijk vaarwel had gezegd en in Los Angeles was neergestreken) en Henry Cowell. Lang heeft dat niet geduurd, want de ongedurige Cage wilde - hoewel hij Schönberg tot in het diepst van zijn ziel vereerde - op een geheel andere manier componeren, met klankkleuren en ritmische patronen als het belangrijkste uitgangspunt. Er wordt wel beweerd dat hij (dus!) meer in de richting van Anton Webern opschoof, maar dat lijkt me meer gestoeld op wishful thinking (eerder lijkt het Erik Satie te zijn, die hem toen heeft beïnvloed). In ieder geval had Cage niet of nauwelijks belangstelling voor melodieën en harmonieën en begon hij zich geleidelijk toe te leggen op 'muziek die geen muziek (meer) is' (dit citaat is van mij). Dat leidde bijna als vanzelfsprekend tot het gebruik van gewone, dagelijkse voorwerpen als 'instrument' of dienden de snaren van de piano te worden geterroriseerd, door er van alles en nog wat tussen te proppen. De piano als wérkelijk slagwerkinstrument, met de pianist als sloper in de dop.

De term avant-garde heeft iets fascinerends. Het begrip omsluit alle kunstenaars die met nieuwe creatieve vormen experimenteren, in casu nieuwe stromingen stimuleren, uiteraard met sterk wisselend succes. Wie zich een beetje in de avant-gardistische kunstwereld verdiept, stoot al snel op een toch wel bijzonder slag homo sapiens, in ieder geval ver verwijderd van de doorsneebevolking. Niet zozeer dat ze sandalen dragen of linzensoep eten, maar omdat velen van hen - meestal vergezeld van een forse dosis fanatisme - nieuwe kunstuitingen verdedigen, louter en alleen om die 'nieuw' zijn. Nieuw is altijd beter dan oud, leve de vooruitgang. Als kunstenaar hoef je niet zoveel te presteren om in sommige avant-gardistische kringen van top tot teen gelauwerd te worden. Het is in principe al voldoende als de 'kunstenaar' in staat is een paar vette klodders verf ad libitum op het doek te smijten. Of een boek te schrijven dat niemand begrijpt. Of een Concert voor 24 Telefoonboeken en Orkest te 'componeren'. Men moet over een sterk gesternte en veel geduld beschikken om kaf van koren te onderscheiden. Wat ik daarbij wel heb ervaren is dat - in tegenstelling tot de zogenaamde 'klassieke' muziek - de eerste indruk ook meestal de juiste was.

In New York hoorde ik een welgestelde, wat oudere dame in de pauze van een Cage-programma klagen, terwijl ze op weg was naar de uitgang: "This [de muziek van Cage] is just a joke, or plain rubbish. My God, we should get out of this mess." Na de pauze had driekwart van het publiek het voor gezien en gehoord gehouden. Hier had de avant-garde even het contact met het 'gewone' volk op slag verloren.

Doelloos spel

Rond 1950 werd alles anders. Cage had I Tjing, het Boek der Veranderingen ontdekt, eens geschreven in het oude China en gevuld met de meest uiteenlopende orakels, wijsheden en hexagrammen. Sommigen zullen in dat boek een vorm van levensfilosofie hebben ontdekt, terwijl anderen misschien juist door die hexagrammen geboeid werden. Dan waren er de geschriften van de (toen nog) Ceylonese filosoof Ananda Coomaraswamy en de middeleeuwse mystiek van de Duitse theoloog Eckhart von Hochheim die Cage uiteindelijk zouden klaarstomen voor het zenboeddhisme. Voor Cage ging een nieuwe wereld van contemplatie en meditatie open, hij begreep opeens dat hij voortaan willekeurig moest gaan componeren, niet gevangen in vormen en regels noch met een vooropgezet doel, 'bevrijd' van de individuele smaak en de herinnering. Het was de overstap naar 'purposeless play'. De componist diende niet over het materiaal te heersen, maar dat moest zijn eigen, onvoorspelbare weg volgen. Dat ging zelfs zover dat hij een stuk schreef waarin de musicus gedurende een door Cage precies aangegeven tijd helemaal niets mocht doen. Hij moest dan maar stilzwijgend op een bankje op het podium blijven zitten. Alles in dat stuk, 4'33?, bestaat uit puur toeval, niets is van tevoren concreet vastgelegd. De ruimte en het publiek spelen daarin mee, puur als omgevingsgeluiden. Zoals de radio in veel avant-gardistische stukken een belangrijke rol speelde, hetzij als de in zo'n stuk al voorgeprogrammeerde boodschapper van het slechte nieuws, hetzij als medium om het toeval te onderstrepen. "I just want it to be a sound," placht Cage te zeggen.

Dit sloot aan bij Cage's nieuwe adagium dat ieder geluid dat buiten de compositie gehoord wordt, tegelijkertijd deel gaat uitmaken van die compositie. Dat had men nog nóóit zo ervaren, dat was fonkelnieuw, dat was...avant-garde! Cage's nieuwe gedachtegoed stak al snel de oceaan over en landde voorspoedig in Europa, waar het concept al snel werd omarmd. De Macht van het Toeval, dát sloeg aan. Bij Cage verliep dat 'toevalsproces' overigens veel ingrijpender dan bij bijvoorbeeld zijn Amerikaanse collega Morton Feldman (1926-1987), die de muziek het liefst grafisch weergaf en daarvoor tekenpapier gebruikte, om het dan verder aan de musici over te laten om de lengte van de noten en de rusten te bepalen. Abstracte, expressionistisch getinte klanken en evenzo avant-gardistisch.

Het is evident dat Cage het naoorloogse muzieklandschap van de avant-garde sterk heeft beïnvloed en de traditionele begrippen over muziek als fenomeen ingrijpend heeft veranderd. Wie voor het eerst met zijn muziek kennismaakt, zal mogelijk vooral verbijsterd zijn en zijn gedachten over muziek vervolgens behoorlijk moeten bijstellen. In dit opzicht is zijn op deze cd vertegenwoordigde Pianoconcert uit 1957/58 een van de eerste belangrijke voltreffers, want daarin treedt een ongekend aantal klankpatronen en -kleuren op de voorgrond, met een stevige knipoog naar zoiets ondergeschikts als muzikale vorm, notenwaarden en metriek. Het is aan de musici om zich ad libitum uit te leven (wat in de praktijk betekent dat iedere uitvoering dus per definitie heel anders uitpakt, al naar gelang de inzichten van de musici die het stuk spelen).

Cage bezorgt de toehoorder een stortvloed aan cognitieve problemen, zonder dat er een oplossing in het verschiet ligt. Het is een voortdurende opeenstapeling van 'unanswered questions', maar dan wel heel anders dan Charles Ives dat bedoeld heeft. Cage's invallen vertonen soms bijna psychedelische trekken, ze raken naar mijn gevoel aan Aldous Huxleys The Doors of Perception, het essay waarvan de titel in ieder geval uitstekend bij de muziek van Cage past. Bij Cage draait het immers ook om 'perception', al moeten daarvoor wel eerst enige lastig te openen deuren van hun grendels worden gelicht.

Deze Wergo-cd biedt een representatieve doorkijk in het oeuvre van Cage. Uitvoeringen en opnamen (1995/2008) zijn dik in orde. Dus wie de muziek van Cage nog niet kent: Go for it, maar wel ad libitum!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links