CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2023

Buxtehude - Salvator Mundi

Buxtehude: Jesu meines Lebens Leben BuxWV 62 - Fürwahr, er trug unsere Krankheit BuxWV 31 - Ich bin die Auferstehung und das Leben BuxWV 44 - Laudate pueri Dominum BuxWV 69 - Befiehl dem Engel BuxWV 10 - Quemadmodum desiderat cervus BuxWV 92 - Herr, ich lasse dich nicht BuxWV 36 - Herzlich lieb habe ich Dich, o Herr BuxWV 41

Ricercar Consort o.l.v. Philippe Pierlot
Mirare MIR668 • 73' •
Opname: okt. 2022, Abbaye Sainte-Trinité de la Lucerne d'Outremer (F)

 

Mijn eerste kennismaking met een aantal prachtige cantates (BuxWV 15, 60, 62 en 78) van Dieterich Buxtehude (1637-1707) was in september 1994, in het Conservatorium in Antwerpen, dankzij een aantal opnamesessies die ik bijwoonde met Anima Eterna, The Royal Consort Violin Quartet, Collegium Vocale Gent en vijf vocale solisten, met als dirigent Jos van Immerseel. Samen met producer Ted Diehl en opnametechnicus Bert van der Wolf werd succesvol gejongleerd op het slappe koord tussen werkelijkheid en illusie. Ik leerde er veel van, niet alleen van de muziek en de componist, maar ook van het opnameproces. Eerst later kwam Ton Koopman met zijn fenomenale Buxtehude-project in beeld, nog steeds een wat mij betreft niet te overtreffen mijlpaal. Koopman schreef er geschiedenis mee, en terecht.

Dat Buxtehude tot op de dag van vandaag in de schaduw staat van zijn tijdgenoot Johann Sebastian Bach is ten eerste onvermijdelijk en ten tweede geen schande. Zij het dat ik het nogal problematisch vind dat die gewéldige Thomascantor (en zelfs nog heel wat meer dan dat) niet alleen in historisch opzicht zoveel dominantie heeft weten te verwerven dat daardoor heel veel ándere schoonheid, voortgebracht door een legioen andere toondichters, naar het tweede of zelfs derde plan is verhuisd. De consequentie daarvan is dat dit een helder zicht op dat andere oeuvre danig in de weg kan zitten, een ontwikkeling overigens die Bach zelf nooit en te nimmer zal hebben kunnen bevroeden. Ook dat lijkt weggezakt in diezelfde geschiedenis, maar zelfs tot in het interbellum was het beslist niet zo dat er ‘niets boven Bach ging'. Wie in dit verband verwijst naar de rijk geschakeerde uitvoeringstraditie rond de Matthäus-Passion moet zich daarbij wel realiseren dat dit, toen en nu, een typisch Nederlands fenomeen is, want in andere Europese landen is van een dergelijke traditie nooit sprake geweest.

We kennen de geschiedenis: Bach had een enorme bewondering voor Buxtehude en had er zelfs een uitputtende voetreis voor over om hem in Lübeck te bezoeken. In de kille herfst van 1705 vanuit Arnstadt naar het 400 km noorderlijker gelegen Lübeck: het moet bepaald geen sinecure zijn geweest, maar de jonge Bach (hij is dan pas 20) wilde koste wat het kost de dan 68-jarige, aan de Marienkirche van Lübeck verbonden organist en componist zien, spreken én uiteraard horen.

Was Buxtehude toen zo beroemd? Nou en of, maar zoals we zo vaak zien is de geschiedenis vaak onverbiddelijk, zo niet onrechtvaardig. Tot in de achttiende eeuw was hij in Duitsland niet minder dan een beroemdheid, een voorbeeld voor velen. Zozeer zelfs dat niet alleen Bach, maar ook een Telemann en Händel er het nodige voor over hadden om nader met Buxtehude kennis te maken en zo het een en ander van hem op te steken op het gebied van diens uitgelezen klavierwerken (orgel!), zijn kamer- en vocale muziek, de 'Abendmusiken'. Wat ze ervan meekregen weten we niet, maar dat het vruchtbare bezoeken moeten zijn geweest lijkt onbetwistbaar.

Afgezien van het nu eenmaal vereiste vakmanschap (jawel, componeren is een heus vak dat voor iedere leerling, hoe leergierig ook, een groot aantal onvermijdelijke obstakels met zich brengt die echt ‘gemeistert' dienen te worden) draait het primair om verbeelding (lees: fantasie) en inventie. Het neerschrijven ervan lijkt dan vervolgens niet meer dan een formaliteit, al zal menige toondichter bij deze opmerking driftig het hoofd schudden. En dan is er nog zoiets als instrumentatie en orkestratie, evenzeer een ‘vak apart' waarin de fantasie een net zo belangrijke rol vervult.

Wie aan de hand van de partituur het verloop van de muziek volgt ziet, misschien anders dan bij slechts het luisteren ernaar, hoe het genie en de kunde die zich in het desbetreffende werk hebben genesteld, zich ontvouwen, voor zowel de ogen als de oren. Dat gehele proces maakt de muziek nog boeiender, nog interessanter dan zij van nature tijdens het beluisteren al is. Wie dus de moeite neemt om met de partituur de cantates van Buxtehude te beluisteren valt van de ene verbazing in de andere: wat hij voor zijn ogen ziet afspelen (dat mag in dit geval dus letterlijk worden genomen) is ook vanuit puur compositorisch-technisch perspectief een en al betovering die zelfs nog aanhoudt als de slotmaat al ruimschoots is verklonken. Kijk- en luisterervaring: dit tweespan is gewoonweg niet te overtreffen.

Zo luisterend naar deze acht cantates – ze cirkelen vrijwel alle rond Jezus' kruisiging en wederopstanding - van Buxtehude stapelt de ene visuele en auditieve schoonheid zich op de andere. Wat me dan tevens op deze uitvoeringen brengt, want die zijn van een zelfde spectaculaire schoonheid, zoals de Philppe Pierlot met zijn Ricercar Consort en solisten al eerder bewees in Membra Jesu nostri van dezelfde componist.

Het Ricercar Consort, bestaande uit vier zangers en veertien instrumentalisten (de gambist Philippe Pierlot meegerekend) musiceert vanuit de overtuiging dat een kleinschalige bezetting, mits van hoge kwaliteit en goed geleid, garant staat voor uiterste wendbaarheid, zoals dat al bleek uit voorgaande opnamen, waaronder ook die van Bachs Johannes-Passion. Een ander belangrijk kenmerk is het qua klank scherp gestoken profiel, wat zeker in een (te) ruim bemeten akoestiek (en dat geldt helaas voor menige kerk) een extra voordeel oplevert. Andere direct in het oor springende eigenschappen van dit Consort betreffen de strikte transparantie, de voorbeeldige stemvoering (in alle geledingen!) en de balans tussen de vocale (sopraan, alt, tenor, bas) en instrumentale stemmen (violon, vier viola da gamba's, violone. tripelharp, theorbe, orgel, twee trompetten, twee kornetten).

In de opname komt de akoestiek van de uit 1143 stammende, in de bosrijke vallei van de Thar gelegen Abbaye de la Lucerne uitstekend mee. Het pre-remonstrantse klooster werd tijdens de Franse Revolutie tot een ruïne gereduceerd, maar in 1959 onder leiding van de abt Marcel Lelégard (1925-1994) aan een enorme restauratie onderworpen die nog tot de huidige dag voortduurt.

In het cd-boekje zijn de gezongen teksten uiteraard afgedrukt, met als kers op de taart de uitstekende, door Matthias Schneider verzorgde toelichting die een beknopt maar helder inzicht geeft in dit zo bijzondere oeuvre van Buxtehude.

De titel van de cd en de daarmee corresponderende afbeelding op de cover is ontleend aan het aan Leonardo da Vinci toegeschreven paneel Salvator Mundi, verlosser van de wereld, dat dateert van rond 1500:


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links