CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2021


Anton Bruckner | Michael Haydn - Motets

Bruckner: Locus iste WAB 23 - Inveni David WAB 19 (met 4 trombones) - Christus factus est WAB 11 - Afferentur regi WAB 1 (met 3 trombones) - Pange lingua WAB 33 - Os justi WAB 30 - Ave Maria WAB 6 - Vexilla regis WAB 51 - Virga Jesse WAB 52

(M.) Haydn: | O vos omnes MH 278 nr. 5 - Ecce quomodo moritur justus MH deest - Christus factus est MH 38 - Salve Regina MH deest - Tenebrae factae sunt MH 162

MDR-Rundfunkchor Leipzig o.l.v. Philipp Ahmann m.m.v. Sebastian Krause, Eckart Wiegräbe, Uwe Gebel en Fernando Günther (trombone)
Pentatone PTC 5186 868 • 62' •
Opname: februari 2020, Paul-Gerhardt-Kirche, Leipzig

Dit album is vanaf 12 maart a.s. beschikbaar

 

Het lijkt misschien niet zo handig om motetten van Johann Michael Haydn (1737-1806), de jongere broer van Joseph Haydn, op één album te combineren met die van Anton Bruckner (1824-1896), behoudens dan dat het a capella-muziek betreft (met alleen in Bruckners Inveni David en Afferentur regi de toevoeging van trombones). In dit geval dus de Pre-Klassiek ten opzichte van de Romantiek en toch blijken ze niet alleen als genre wonderwel uitstekend bij elkaar te passen. Deze koorwerken hebben ook zeker iets met elkaar gemeen, niet door hun ontstaansperiode maar dat ze zijn geworteld in het ook in muzikaal opzicht traditionele katholicisme in het Oostenrijk van rond de Donau.

Dat Michael Haydns creatieve bestaan, anders dan Bruckner, grotendeels in het teken heeft gestaan van zijn beroepsmatige verbondenheid met de kerk, speelt vanzelfsprekend een uiterst dominante rol in zijn muziek. Dat begon al vanaf het moment dat hij in 1760 als 23-jarige in dienst trad van de bisschop van Großwardein (nu Oradea in Roemenië). Een ontwikkeling die zich drie jaar later voortzette als componist aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg, in 1782 gevolgd door zijn aanstelling als dom-organist. Die hechte verbondenheid vinden we evenzo terug in zijn streng geconcipieerde liturgische muziek, waarvan het oeuvre maar liefst 35 missen en een immens aantal responsories, gradualen, hymnen, offertoriums, motetten en zelfs een expansieve Missa solemnis (in Duitstalige termen: een ‘Hochamt') omvat.

Hoewel we nu nog maar nauwelijks iets weten van Michael Haydn, laat staan van zijn betekenis voor de Oostenrijkse kerkmuziek, is het zeker het vermelden waard dat hij anders dan zijn veel beroemder geworden jongere broer Joseph een belangrijke rol heeft gespeeld in de verbreiding van de meer ‘populaire' Oostenrijkse kerkmuziek. Dat had ook te maken met de toegankelijkheid ervan in kerkelijke koorkringen: het was immers muziek zich onafhankelijk had ontwikkeld van de veel virtuoze kerkmuziek volgens beproefd Italiaans (opera)model.

Van die ‘eenvoud' heeft ook Anton Bruckner in zijn jongere jaren in Linz en omgeving het nodige meekregen. Zo componeerde hij ook in Sankt-Florian, zij het dat hij in die tijd anders dan Michael Haydn de tekstuele inhoud van een sterker dramatisch fluïdum voorzag. Bij Bruckner is, anders dan sommige critici ons doen geloven, van segmentatie nooit sprake geweest, zijn de verschillende strofen conceptueel wel degelijk met elkaar verbonden. Maar een feit is wel dat wat later in zijn symfonieën gemeengoed zou worden, we al in de motetten gaan zien: de meest ingewikkelde, zich ver-van-huis ontwikkelende modulaties op weg naar ver verwijderde toonsoorten, zoals die enorme stap van d-klein naar Des-groot. Dat was niet alleen in de tijd van Michael (en ook Joseph) Haydn eenvoudigweg onbereikbaar, maar ook in die van Schubert.

Wat de beide componisten met elkaar door deze muziek verbindt is eigenlijk iets anders: die van de ‘katholieke expressie', hoe verschillend ze van elkaar dus ook mogen zijn. Dat is iets anders dan een verbintenis vanuit de muzikale traditie, die bij Michael Haydn veel meer uitgesproken. Bruckner daarentegen richtte zich in de verdere ontwikkeling van zijn motetten end. niet zozeer naar zijn directe voorgangers, als wel naar de door Palestrina ontwikkelde ‘stile antico' die hij als negentiende-eeuwse variant in zijn geestelijke werken incorporeerde. Zoals hij ook het gregoriaans, de uit Venetië overgewaaide dubbelkorigheid en het contrapunt van de inmiddels eveneens al lang en breed vergeten Johann Joseph Fux tot het zijne had gemaakt. Waarbij we haast zouden vergeten dat Bruckner ook met Schuberts geestelijke muziek (die deels weer teruggreep op die van de beide broers Haydn!) verre van onbekend was en dat ze beiden - niet toevallig - bij dezelfde leraar, Simon Sechter in Wenen, hun contrapuntlessen hadden gehaald. Beiden omdat ze toen sterk twijfelden aan hun contrapuntische kennis (wat in het geval van de voortdurend aan zichzelf twijfelende Bruckner volstrekt onzin was: hij kon Sechter wat dit betreft zelfs nog een behoorlijk lesje leren).

Met dit nieuwe album mogen we blij zijn. In Leipzig en omgeving heb ik ook ‘live' vaak genoeg de klankkwaliteit van het MDR-koor mogen bewonderen. Onze oosterburen excelleren erin: de vele omroepkoren en – orkesten, zoals wij goede sier mogen maken met ons Groot Omroepkoor.

Deze koorwerken van Michael Haydn en Anton Bruckner zijn bij het MDR-Rundfunkchor onder leiding van Philipp Ahmann in de best denkbare handen en de opname (Jean-Marie Geijsen van Polyhymnia tekende ervoor) laat werkelijk niets te wensen over. Dit noemen we dan kort en bondig: een aanwinst!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links