![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2017
|
Bruckner bevond zich tijdens het componeren van zijn (onvoltooid gebleven) Negende in een existentiële crisis. Voor Wilhelm Furtwängler lijkt het in de herfst van 1944 niet veel anders te zijn geweest. Althans uitgaande van deze ronduit angstaanjagende vertolking die door roeien en ruiten gaat. Ik ken geen andere uitvoering die zo gedreven (misschien is gejaagd hier beter op zijn plaats) is, zo verpletterend en zo wars van religieuze symboliek. Het is 9 oktober 1944, de Duitse economie is volledig ingestort, het oostelijk front staat op barsten en geallieerde bommenwerpers verschijnen in zwermen boven de grote Duitse steden. De invasie van Normandië is vier maanden geleden. Alleen in de Führerbunker, niet ver van de Beethovensaal waar Furtwängler deze Negende dirigeert, geloven ze misschien nog in een gunstige afloop. Vechten tot de laatste man (of nog maar een jongen), luidt de boodschap van de Führer. Hoe kan men onder deze vreselijke last, onder een moreel, sociaal en economisch inktzwarte hemel überhaupt nog Bruckner spelen? Goed, het is gebeurd, zelfs onder dekking van het afweergeschut, klonk daar vanuit een lege zaal Bruckners zwanenzang in een opname voor de Duitse radio. Het is een vertolking die op twee fronten aangrijpt: door de duidelijk doorklinkende verscheurdheid en door het momentum: oktober 1944. Of Furtwängler toen voluit heeft beseft dat met de voor de deur staande teloorgang van het regime hij, gestempeld door zijn nazi-sympathieën (waarbij het er niet meer toe zou doen of die nu geméénd of opportunistisch waren), in een straks door de geallieerden bezet Duitsland mee zou worden gezogen de afgrond in, is en blijft waarschijnlijk ongewis, maar hij moet minstens iets hebben gevoeld van een ook voor hem straks voorbij zijnd tijdperk waarin dat verderfelijke regime zich mede gesteund wist door zijn kunst.
Verscheurdheid alom, en deze Negende maakt daarop geen uitzondering. De spanning is om te snijden. Als de intensiteit tot aan de uiterste grens lijkt te zijn opgerekt, blijkt er toch nog achtergehouden reserve te zijn zonder dat ook maar een moment van 'overkill' sprake is. Er valt niet een, maar er vallen meerdere vuisten op aarde, met meedogenloze kracht, afwisselend majestueus en brutaliserend. Dit is Bruckner in 'brute force', ongenaakbaar, weerbarstig, met opzwepende versnellingen, bombastische vertragingen en in voortdurende staat van grote beroering. Het Scherzo heeft de contouren van een onbarmhartige klopjacht, waarna alleen het Trio de broodnodige verademing brengt; waarna de klopjacht weer onverbiddelijk terugkeert. Zelfs het afsluitende Adagio met zijn snerpende biedt met zijn door merg en been gaande, snerpende fanfares geen soelaas voor de getergde ziel. Atypisch voor Furtwängler: met name in dit deel lijkt hij de greep op het geheel deels te gaan verliezen, moet hij werkelijk alles bij elkaar moet rapen om de structuur gestalte te blijven geven. Dit is een Bruckner zoals wij die eigenlijk niet willen horen, waar we waarschijnlijk nooit echt van zullen kunnen houden, maar juist daardoor binnen de kaders van een onmenselijke en nooit meer uit te wissen geschiedenis een waar 'document humain', hoe merkwaardig dat misschien ook mag klinken. Ter afsluiting is er die schitterende uitvoering van het Adagio uit Bruckners Zevende. Zo geïsoleerd, zonder de overige delen, hangt het stuk enigszins in het conceptuele luchtledige, maar wat Furtwängler met zijn orkest aan de openbaarheid prijsgeeft is ongelooflijk fraai. Dit gaat niet meer over alleen maar diep bronzen sonoriteit maar over een kolossale, bijna transcendente visie, al moet die helaas wat deze cd betreft tot dit Adagio beperkt moet blijven. Dat Hermann Göring zich onder de aanwezigen bevond is er gelukkig niet aan af te horen. Natuurlijk is deze opname bekend en in andere uitgaven verschenen, maar het voordeel van deze heruitgave is wel dat met zeer positief resultaat aan de opname is gesleuteld en dat van het oorspronkelijke mono 'Bi-Channel' is gemaakt - wat van mij niet had gehoeven, al moet worden gezegd dat het bepaald niet gek klinkt; en zeker niet voor de hoofdtelefoonenthousiasten. De ongerechtigheden zijn er bovendien met groot vakmanschap uit verwijderd. Dit opgefriste klankbeeld laat toch wel goed horen hoe buitengewoon indrukwekkend Furtwänglers kunst moet zijn geweest voor wie er live getuige van kon zijn. index |
|