![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2012
|
Bruckner: Symfonie nr. 1 in c Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt MDR Querstand VKJK 1115• 50' • (sacd) Live-opname: 16-17 juni 2011, Gewandhaus, Leipzig
Gelukkig dirigeert Blomstedt hier de pittiger 'Linzer Fassung' en niet de meer bedachtzame 'Wiener Fassung' van de Eerste symfonie. Maar liefst ruim vijfentwintig jaar scheiden de beide versies: de compositie van de Linzer sloot Bruckner in 1866 af, de Weense in 1892 (Bruckner woonde toen in Wenen en had de Achtste reeds voltooid). Bruckner was nog Domkapellmeister in Linz toen daar, onder zijn leiding, op 9 mei 1868 in de Redoutensaal de première plaatsvond. Het orkest was samengesteld uit onder meer leden van het plaatselijke theaterorkest. In 1877 en mogelijk ook nog in 1884 bracht Bruckner een aantal wijzigingen in de partituur aan, maar een echt grondige omwerking volgde pas tussen maart 1890 en april 1891, nadat dirigent Hans Richter de componist te kennen had gegeven dat hij de Eerste symfonie wel wilde uitvoeren. Zo ontstond die Wiener Fassung, die Richter inderdaad ook dirigeerde: op 13 december 1891 speelden de Wiener Philharmoniker het werk in de 'Gouden Zaal' van de Weense Musikverein. Dit is ook de versie die tijdens Bruckners leven officieel in druk verscheen (Bruckner droeg de in 1893 door Doblinger gedrukte partituur op aan de Weense universiteit, als dank voor het aan hem verleende eredoctoraat). In 1935 publiceerde Robert Haas de Linzer Fassung in het kader van de Anton Bruckner Gesamtausgabe. Dit is ook de uitgave die Blomstedt op deze sacd dirigeert. Haas was zorgvuldig te werk gegaan en had ook de door Bruckner zelf in 1877/1884 aangebrachte wijzigingen in de nieuwe uitgave verdisconteerd. De Amerikaanse musicoloog William Carragan daarentegen kwam met een editie die uitsluitend terugging tot het originele manuscript uit 1866, maar deze versie haalde de Gesamtausgabe uiteindelijk toch niet. De eerste uitvoering van deze 'pure' (of oorspronkelijke) versie komt op rekening van de dirigent Georg Tintner, die het werk met het Royal Scottish National Orchestra eind jaren negentig voor het Naxos-label opnam. Bruckner noemde zijn officiële symfonische eersteling (hij rekende zowel de Symfonie in f, de zogenaamde Studie-Symphonie uit 1863, als de Symfonie d, de Nullte uit 1869, gecomponeerd na Bruckners verhuizing van Linz naar Wenen, met op het partituurblad de door Bruckner zelf aangebrachte forse 0, niet mee) 'das kecke Beserl', een verwijzing naar het stoutmoedige karakter van het werk. Later, in Wenen, dacht hij er in zoverre anders over dat hij het van oorsprong inderdaad vermetele stuk een rijpere karakterisering meegaf. Brucknerianen zullen zo hun eigen voorkeur hebben, evenals de Bruckner-dirigenten (Günter Wand bijvoorbeeld gaf de voorkeur aan de Weense versie). Maar terug naar Blomstedt, die met het huisorkest van het prestigieuze Gewandhaus een pittige uitvoering neerzet. De vele scherpe randjes worden niet weggevlakt en er wordt op het spreekwoordelijke puntje van de stoel gemusiceerd, met het Adagio als monumentaal rustpunt in een voortvarend discours dat volkomen recht doet aan Bruckners tempovoorschriften. Zo is de finale echt 'bewegt' en 'feurig', zonder dat wordt overdreven (ook in de Eerste symfonie is Bruckners periodenbouw al volop aanwezig, al zal hij die in de latere symfonieën beduidend verder uitbouwen). Het publiek is muisstil, wat ook iets zegt over de aandacht en de concentratie. Al met al een echt overtuigende uitvoering van een Bruckner-symfonie die naar mijn smaak veel te weinig op het programma wordt gezet, maar er net zo goed bijhoort, onverschillig de versie die wordt geambieerd. index |