![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2008 |
||
Bruckner: Symfonie nr. 9 in d (Löwe). Bayerisches Staatsorchester Wagner: Götterdämmerung (Morgendämmerung und Siegfrieds Rheinfahrt - Siegfrieds Trauermarsch). Wiener Philharmoniker o.l.v. Hans Knappertsbusch. Live-opnamen: München, 10 februari 1958 (Bruckner) en Wenen, juni 1956 (Wagner). Archipel Records ARPCD 0385 (mono) • 71' •
Deze uitgave is eigenlijk alleen van belang voor de brucknerianen (voor zover zij die niet reeds eerder hebben aangeschaft, want naar ik meen is deze uitvoering al eens eerder op het Orfeo-label verschenen, al ken ik die niet), want Bruckners enorme expansieve architectuur komt door deze eigenlijk historische (radio?)opname slecht uit de verf. Ik vermoed althans dat het een radio-opname betreft want in 1958 had stereo al zijn intrede gedaan, zij het dat de radio qua technische ontwikkeling nog behoorlijk achterliep bij de platenmaatschappijen (wat overigens nog steeds zo is). Op het doosje staat vermeld: "The legendary 1958 Munich performance", wat in de historische context ook best wel zo kan zijn, maar dan wel met de kanttekening dat in de daarop volgende halve eeuw niet is stilgezeten en we inmiddels kunnen bogen op tientallen (goede tot zeer goede) opnamen van Bruckners Negende, waaronder een groot aantal op basis van de actuele stand van het musicologische onderzoek. In 1958 stond dat nog in de kinderschoenen (zie hierover de verschillende artikelen op deze site). Het cd-boekje beperkt zich tot de trackinformatie, wat ik voor deze historische opname eigenlijk niet acceptabel vind. Maar goed, we zullen het er verder mee moeten doen. Op het gehoor en de mij ter beschikking staande partituur afgaande hebben we hier te maken met de uitvoeringsversie van Ferdinand Löwe (1865-1925), die de dirigent voor eigen gebruik had samengesteld. Daarin wemelt het van door Löwe zelf aangebrachte aanvullingen en wijzigingen. Bruckner moest strijden voor de uitvoering van zijn symfonieën. Maar niet alleen dat. Steeds weer doken er in en buiten zijn kring wijsneuzen op die - hoewel veel minder getalenteerd dan de Grote Meester uit St. Florian - hem ertoe aanzetten zijn grote symfonische meesterwerken om te werken. Dat vrat aan zijn zelfvertrouwen en het resulteerde uiteindelijk in een groot aantal versies, die tot op de huidige dag - ondanks het vele onderzoek van o.a. Robert Haas en Leopold Nowak - nog steeds voer voor discussie opleveren. Áls Bruckner net zo zelbewust en eigenzinnig als Beethoven was geweest, voet bij stuk had gehouden? Dan hadden we niet alleen een complete Negende gehad, maar zonder twijfel nóg een aantal symfonieën. De betweters hebben hun onmiskenbare plaats in de muziekgeschiedenis, maar dankbaar hoeven we hen dus niet te zijn. Dit was ook de editie die Siegmund von Hausegger op 2 april 1932 in München dirigeerde. Op die gedenkwaardige leidde hij de Münchener Philharmoniker in twee uitvoeringen, een met de Lowe-versie en een in de toenmalige 'Originalfassung' van Alfred Orel, die het pleit tenslotte won. Het - ondanks alle goede bedoelingen - kreupele handwerk van Löwe nam 26 jaar later Hans Knappertsbusch weer op, met het gevolg van de voorliggende uitgave van de Negende ernstig afbreuk doet aan Bruckners intenties en bijgevolg de symfonie zelf. Waarom Knappertsbusch voor deze editie koos vertelt de geschiedenis niet, maar vaststaat wel dat hij - een bruckneriaan in hart en nieren! - er evenmin voor schroomde om de al even wankele versie van de gebroeders Schalk uit te voeren. Terwijl zowel Robert Haas als Leopold Nowak (hij volgde Haas op, nadat die door zijn nazi-sympathieën in onmin was gevallen) in het kader van het Bruckner-onderzoek toen al reeds het nodige over Bruckners symfonieën hadden gepubliceerd. In 1951, dus zeven jaar vóór deze "Legendary Performance", verscheen de Nowak-editie van de eerste drie delen van de Negende. Knappertsbusch had er blijkbaar geen boodschap aan. We horen deze Negende uit 1958 als door een sleutelgat, wat dit grootse klankgebouw doet verschrompelen. Martinus Nijhoff schreef in zijn gedicht Bruckner:
Alsof een vuist op aarde viel. Hier klinkt het als een vuistje, niet meer dan dat., met nauwelijks hoorbare altviolen, magere celli en bassen, priemende houtblazers, doffe pauken (alsof op gordijnstof wordt geslagen), maar vooral een congestieve muur waar niet boven uit gekeken kan worden. Dan gaat er in de drie delen het nodige mis in de strijkers, hout- en koperblazers, zijn er nogal veel achtergrondgeluiden. Saillant is de regelrechte misser in de eerste maat van het Scherzo. Dit is dubbel jammer omdat 'Kna' te boek staat als een uitstekende Bruckner-dirigent, zij het dat sinds de door Robert Haas in 1951 gepubliceerde, kritische editie van de Negende vrijwel niemand meer omkeek naar Löwes discutabele versie van het werk.Dat Kna er heilig in bleef geloven is en blijft een smet op zijn Bruckner-interpretaties. Daar helpt geen lieve moedertje aan. Maar afgezien daarvan zal Kna's aanpak van de Negende voor menigeen toch wel even wennen zijn. Dit is geen strakke uitvoering, waarin alles puzzelstukjes keurig op hun plaats vallen en daar al even keurig blijven liggen, maar een eruptieve vulkaan met veel versnellingen en vertragingen, thematische uitvergroting en verkleining, wat de structuur menigmaal stevig onder druk zet. Kna wilde eerder zijn dan Bruckners verhaal vertellen en dat deed hij met volle overgave en een enorme overtuigingskracht. Het is fascinerend om te ervaren hoezeer Kna's majestueuze klankkathedraal - naarmate het gigantische opus vordert - wordt meegetrokken in een bijna verzengend vuur. Zozeer zelfs dat de coda van het slotadagio er niet aan ontkomt. Soms, zoals in de ontwikkeling van het tweede thema in de doorwerking, is de spanning ronduit te snijden. En wie raakt niet diep onder de indruk van het martiale, echt beukende begin van het Scherzo? Zelfs de schrale opname kan de enorme energie die hier loskomt niet beteugelen. De reputatie van Knappertsbusch als Wagner-dirigent bewijst hij ook hier, in de grootse, fraai afgewogen, maar doordringende vertolking van Morgendämmerung und Siegfrieds Rheinfahrt en Siegfrieds Trauermarsch. De opname dateert van twee jaar eerder, maar klinkt een stuk beter dan die van de Negende. index |
||