CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2022 |
Het meest indrukwekkende werk op dit album is Richard Strauss' aan de Zwitserse mecenas Paul Sacher opgedragen Metamorphosen, een 'studie voor 23 solostrijkers'. De directe aanleiding waren de geallieerde bombardementen en dan met name die op Dresden. 'Mijn prachtige Dresden, Weimar en München - alles weg!', noteerde de bijkans radeloze componist. Zoals hij ook hevig werd beroerd door de schade die was toegebracht aan het gebouw van de Weense Staatsopera, dat als het ware symbool stond voor de teloorgang van de cultuur zoals Strauss die vrij kort daarvoor nog had gekend en beleefd. Strauss heeft het nazi-regiem onmiskenbaar gesteund, al blijft het ongewis hoe hij er werkelijk over dacht. Het enige dat wel vaststaat is dat de Metamorphosen een duidelijke reactie is op de vernietiging die alom om zich heen had gegrepen. Het werd als het ware een diep gevoeld 'in memoriam', zoals we dat onbeschroomd terugvinden in het belangrijkste motief dat de contrabassen reciteren: het beginthema van Beethovens Marcia funebre uit diens Eroica. De metamorfosen: de gedaanteverwisselingen, waarvan dit sublieme opus is doortrokken. Strauss kende Goethes Die Metamorphosen der Pflanzen (het werd in zijn bezit aangetroffen), en dus ligt het voor de hand zowel titel als inhoud van de studie aan deze in 1799 verschenen, in dichtvorm gegoten elegie te verbinden. Daarin schildert de auteur immers het ideale beeld van een plant die zich naar de wetten der natuur tot meerdere gedaanten ontwikkelt, zoals dat - Goethe legt die verbinding zonneklaar - ook voor (het denken van) de mens en in zekere mate voor het dier geldt. De donker gekleurde, ronduit sombere toonzetting van het stuk weerspiegelt ook, hoe kan het anders, het gedachtegoed van een toondichter die, inmiddels 81 jaar oud, het einde van zijn aardse bestaan in zicht heeft en zich een zekere, noem het romantisch getinte, milde habitus eigen heeft gemaakt. Dat kennen we ook van andere werken uit Strauss' late periode, zoals het Hoboconcert, het Duett-Concertino en natuurlijk de Vier letzte Lieder. Maar wat in deze drie werken ontbreekt wordt in de Metamorphosen juist naar grote hoogte gevoerd: de extase. Het blijkt een merkwaardig, maar wel volmaakt mengsel: de naadloze verbinding tussen het sombere en extatische. Er is nog een belangrijke notitie van zijn hand: 'De historie is een bijna onafgebroken keten van stompzinnige en nefaste daden, van (...) slechtheid, hebzucht, verraad, moord en vernietiging. En hoe weinigen (.) hebben daarvan geleerd'. Voor Strauss was het reële waarheid geworden, zij het dat die althans voor hem pas openbaarde nadat het nazi-regiem op het punt stond ineen te storten, en de cultuur in zijn val meesleepte. Een cultuur waarin hij zich mede had geprofileerd als president van de gevreesde Reichsmusikkammer. En was vrijwel niemand die er in die tijd aan twijfelde dat Strauss - en met hem de beroemde dirigent Wilhelm Furtwängler - een van degenen was die door opportunistisch handelen dat zo verfoeilijke regiem mede legitimeerde. Dat hij in 1935 voor het libretto van zijn opera Die schweigsame Frau de samenwerking zocht met de joodse schrijver Stefan Zweig doet daaraan niet af. De voor hem negatieve gevolgen ervan moest hij uiteindelijk afkopen met een uiterst nederige brief aan Hitler.
Het grootste verwijt dat hem gemaakt kan worden is dat hij zich nooit en te nimmer heeft uitgesproken tégen het nazi-regiem en dat hij als dirigent gedurende vrijwel de gehele periode actief bleef. Een van de (vele) verklaringen voor dat stilzwijgen en die coöperatieve houding voert terug naar zijn schoondochter van joodse origine die met haar gezin in de Strauss-villa in Garmisch-Partenkirchen was getrokken. Het noodlot bleef hen mogelijk om die reden bespaard. We zullen het echter nooit weten. Hoewel Strauss de Metamorphosen eerst in april 1945 voltooide, had hij in de herfst van 1943 al enige belangrijke schetsen op papier gezet. Dit naar aanleiding van het oktober-bombardement dat het Nationaltheater in München vrijwel met de grond gelijk had gemaakt, een gebeurtenis die hem diep had aangegrepen. Een jaar later was het propagandaminister Goebbels die de opdracht gaf om alle Duitse theaters te sluiten, wat zeker voor de operacomponist Strauss een niet minder gevoelige klap was. En dan waren er de reeds genoemde geallieerde bombardementen zoals die op Dresden. Toen Strauss aan zijn Metamorphosen werkte zal hij geen uitvoering op korte termijn in gedachten hebben gehad. De zalen waren immers gesloten, de strijkorkesten tot nietsdoen gedoemd, maar ook na de voltooiing medio april 1945 leek er weinig schot in de zaak te zitten. Zijn houding jegens het nazi-regiem betekende voor hem dat hij, evenals onder anderen Furtwängler, eerst door het door de geallieerden geïnitieerde denazificatieproces heen moest en met 'succes' moest 'bekronen' alvorens te mogen denken aan uitvoering van zijn composities. Echter, voor de Metamorphosen lonkte Zwitserland, waar in Zürich Paul Sacher de scepter zwaaide over het Collegium Musicum. Strauss bevond zich inmiddels in Zwitserland in ballingschap: hij verbleef er in een Grandhotel Kronenhof in Pontresina, nabij Sankt Moritz, in de Oberengadin, in het gezelschap van onder anderen Hermann Hesse (die overigens ieder contact met hem en zijn Pauline doelbewust uit de weg ging: hij moest niets hebben van de 'nazi Strauss'), met als onderpand van de dan armlastige Strauss de aan de hoteleigenaar in onderpand gegeven manuscripten. Het was danook Sacher die op 25 januari 1946 de première dirigeerde, in de befaamde Tonhalle in Zürich. Sacher zal daarbij het nodige hebben opgestoken van de componist zelf, want Strauss was bij de repetities aanwezig geweest (hij had onder meer de generale geleid). De uitvoering maakte hij evenwel niet mee. Niet alleen Strauss bewees met zijn Metamorphosen de onbegrensde mogelijkheden van een instrument met vier snaren (van hoog naar laag: E-, A-, D- en G-snaar) en een strijkstok, maar ook componisten als - in willekeurige volgorde - Bartók, Stravinsky, Grieg, Respighi, Suk, Mozart, Dvorák, Tsjaikovski, Händel, Penderecki, Bach en Gade. En dan waren er natuurlijk de Britten als Elgar, Berkeley, Holst, Bridge, Bliss en Britten. Zij allen hebben zowel de uiterst kleurrijke als virtuoze mogelijkheden van het strijkorkest tot in de diepste krochten verkend, de speltechnische mogelijkheden ervan tot op de bodem uitgebuit. Ook dit nieuwe album legt ervan getuigenis af. Dat geldt zowel voor Brittens in 1937 gecomponeerde Variations on a Theme of Frank Bridge als voor Lars Petter Hagens uit 2020 daterende, duidelijk naar Strauss' Metamorphosen verwijzende Strauss Fragments. Dat de Metamorphosen puur muzikaal inhoudelijk bezien die twee andere werken overtreffen doet daaraan niet af. De kruisbestuivingen kunnen evenmin over het hoofd worden gezien: Britten en Bridge (zijn belangrijkste leraar), Hagen en Strauss, en ten slotte Strauss en Beethoven. Hagen: 'Er zijn misschien mensen die een nostalgische tendens in mijn muziek vinden, een gevoel van verloren tijd, vroeger was het beter, enz. Daar zit een zekere waarheid in, maar het is niet de héle waarheid. Ik beschouw componeren als een optimistisch project waarin het in de kern draait om relaties. Muziek komt altijd tot stand in relatie tot iets. Zoals bijvoorbeeld een ontmoeting, soms een confrontatie, altijd in verbinding met mensen, de wereld, de geschiedenis'. Het is een uitspraak die de drie werken met elkaar verbindt. Er is van Metamorphosen geen uitvoering die - nog steeds! - een diepere indruk op mij maakt dan die van de Berlijners onder Karajan, door Deutsche Grammophon uitgebracht in 1970 (de latere opname is minder). De sublieme orkestklank kent zijn weerga niet, maar bovendien (en dat is wellicht het belangrijkste) worden van begin tot eind ongekende spanningsbogen getrokken, is er sprake van zoveel bevlogenheid en bijna mystieke vergeestelijking dat het de toehoorder wel in verbijstering moet achterlaten. Het is daarom zeker geen schande dat iedere andere uitvoering daarbij althans enigszins achterblijft, wat dus ook geldt voor deze door het Noorse Ensemble Allegria, dat wat de Variations en Strauss Fragments betreft wel voor modelvertolkingen heeft gezorgd en waar de hoge opnamekwaliteit nog het nodige aan bijdraagt. index |
|