CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2014
|
Er kan geen twijfel over bestaan dat het merendeel van de composities van Benjamin Britten (1913-1976) niet zou zijn ontstaan zonder zijn levenspartner Peter Pears (19110-1986): de tenor was Brittens voornaamste muze. Daarmee is wat dit betreft echter niet alles gezegd, want Britten liet zich graag door andere musici inspireren. Zomaar een willekeurige greep: de countertenors Alfred Deller en James Bowman, de bariton John Shirley-Quirk, de harpist Osian Ellis, de cellist Mstislav Rostropovitsj, de gitarist Julian Bream, de hoornist Dennis Brain en de alten Kathleen Ferrier en Janet Baker. Met de vijf Canticles, gecomponeerd tussen 1947 en 1974, is het al niet anders gegaan. My Beloved is Mine op. 40 (1947) werd als het ware geschreven op de huid van Peter Pears, Abraham and Isaac op. 51 (1952) schreef Britten op Kathleen Ferrier, Still Falls the Rain - The Raids, 1940, Night and Dawn op. 55 (1954) op Dennis Brain, Journey of the Magi op. 86 (1971) op John Shirley-Quirk en James Bowman, en ten slotte The Death of Saint Narcissus op. 89 (1974) op Osian Ellis. Geen wonder dus dat bijvoorbeeld op. 55 een schitterende hoorn- en op. 89 een dito harppartij bevat. De Canticles vormen tezamen innige, bijna vertrouwelijke muziek van een ontroerende schoonheid. Ze onderstrepen bovendien Brittens grote talent om voor de menselijke stem te schrijven en daarbij sublieme stemmingsbeelden te creëren, met ogenschijnlijk gemak en een onfeilbaar gevoel voor timing. De dramatische en lyrische context wordt steeds raak getroffen, de tekstbehandeling is exemplarisch. Dit is duidelijk het grote werk in de kleine vorm, voor zover dat laatste nog opgeld doet: Abraham and Isaac duurt bijna zeventien minuten, Still Falls the Rain en Journey of the Magi rond de dertien minuten. Je zou ook kunnen zeggen dat Brittens gecondenseerde schrijfstijl in deze Canticles optimaal tot zijn recht komt. Dan is er de krachtige uitstraling van de poëzie zelf: de dichtregels van Francis Quarles (1592-1644), Edith Sitwell (1887-1964) en T.S. Eliot (1888-1965), naast de anonieme vijftiende-eeuwse dichtregels rond het bijbelse verhaal van aartsvader Abraham en zijn zoon Isaak. Dit zijn stuk voor stuk teksten die Britten bijzonder moeten hebben geïnspireerd, want dat valt van deze schitterende muziek zonder meer af te leiden. Wat tevens iets zegt over inbeeldingsvermogen en interpretatieve verbeeldingskracht van zowel de tenor Mark Padmore als van de overige leden van het ensemble. Het niveau is onverminderd uitzonderlijk hoog, ze verdienen stuk voor stuk een zegepalm. De hoornist Richard Watkins doet me echt aan zijn jong gestorven collega Dennis Brain herinneren (hij was pas 36 toen een auto-ongeluk een einde aan zijn leven maakte). Kort en goed: de vijf Canticles lijken hen op het lijf geschreven te zijn. Die term viel al eerder. En als Britten Mark Padmore zou hebben gekend? Ik denk dat hij speciaal voor hem zou hebben gecomponeerd, no doubt about it. En dan te bedenken dat het een live-opname betreft! Dit is zo'n pareltje dat, al vooruitlopend op het aanstaande Britten-jaar 2013, opgenomen op 30 november 2012, in het Londense Wigmore Hall (hoeveel fantastische uitvoeringen zijn er daar, op Wigmore Street 36, in zijn rijke geschiedenis van meer dan een eeuw niet geweest!) intussen al zijn eigen geschiedenis heeft geschreven. De prachtige opname maakt er ons rechtstreeks deelgenoot van. De uitgevoerde volgorde wijkt overigens af van die van het ontstaan van de Canticles en de daaraan inherente gepubliceerde uitgave: na II volgt in dit geval V, vervolgens IV en tenslotte III. Dat is op zich niet ongebruikelijk: het is aan de uitvoerenden om de afwisseling tussen contemplatie, lyriek en drama conceptueel of naar expressieve zeggingskracht zelf te bepalen. Vréselijk, dat luide applaus na Still Falls the Rain dat de sfeer compleet aan flarden scheurt. Zo 'live' hoeft het nu ook weer niet. Verdraaid nog aan toe, het zou verboden moeten worden. index |
|