CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2024

Johannes Brahms - The Symphonies

Brahms: Symfonie nr. 1 in c, op. 68 - nr. 2 in D, op. 73 - nr. 3 in F, op. 90 - nr. 4 in e, op. 98

Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Yannick Nézet-Séguin
DG 4866000 • 2.45' • (3 cd's)
Live-opname: juli 2022 & juli 2023, Festspielhaus, Baden-Baden (D)

 

Geen mens die tot diep in de jaren zestig ook maar enige belangstelling had voor het ‘authentieke' musiceren of een Brahms-symfonie in kleine bezetting, laat staan voor de daaraan steevast ontleende gemankeerde historische bronnen. 'Urtexte', als ze er al waren, stonden in die tijd bij de doorsnee muziekliefhebber evenmin bovenaan het lijstje. Dat in de toen gebruikte partituren het soms wemelde van de onvolkomenheden kreeg pas later de nodige aandacht. We waren gewend aan of verwend met ‘onze' muziek zoals die werd voorgeschoteld door dirigenten als Bruno Walter, Wolfgang Sawallisch, Herbert von Karajan, Karl Böhm, John Pritchard, Claudio Abbado (die pas veel later in zijn loopbaan opschoof naar het ‘historiserende kamp'), Bernard Haitink, Karl Böhm, Eugen Jochum, Thomas Beecham, Otto Klemperer en wie al niet meer.

Brahms in afgeslankte vorm? Ook dit kwam pas vrij laat in beeld, zo rond het millennium, inmiddels bijna een kwarteeuw geleden, met als eerste 'ear-opener' de Telarc-uitgave met het Scottish Chamber Orchestra onder leiding van de puntig dirigerende Charles Mackerras. Het zal voor menigeen een openbaring zijn geweest, hoewel er ten aanzien van de gevolgde textuur niet veel nieuws te melden viel. Rond diezelfde tijd – toeval bestaat niet – was er een ander, internationaal zelfs prestigieuzer kamerorkest dat Brahms' symfonieën op vergelijkbare wijze presenteerde: het Chamber Orchestra of Europe, geleid door de vrij behoudende Paavo Berglund, live opgenomen tijdens het muziekfestival in Baden-Baden. Er kwamen geruime tijd later meer volgers: Thomas Dausgaard en Robin Ticciati met opnieuw het Scottish Chamber Orchestra, Paavo Järvi met de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen (op YouTube is daarover een fascinerende documentaire te zien: ‘These pieces are never the same twice', aldus de dirigent) en Ádám Fischer met het Deens Kamerorkest (die zijn enorme Haydn-ervaring succesvol in de strijd wierp).

Een kleinere bezetting betekent niet per definitie een béter, maar wel een ánder klankbeeld. Het is om die reden dus a priori geen doorslaggevend verkoopargument. Alleen de commerciële betekenis ervan is, anders dan de artistieke waarde, onbetwist. Talloze muziekliefhebbers hebben de in een lange speeltraditie verankerde Brahms-symfonieën nu eenmaal al in de platenkast staan en áls ze een nieuwe opname zouden overwegen, dan alleen op grond van nieuw geformuleerde uitgangspunten of een nóg betere opname.

Nu, bijna een kwarteeuw later, is het wederom het Chamber Orchestra of Europa en het Baden-Baden muziekfestival die zich om de vier Brahms-symfonieën hebben bekommerd, met op de bok de alom geprezen Canadees Yannick Nézet-Séguin die, danig gepokt en gemazeld, met dit ensemble kan lezen en schrijven; en de orkestleden met hem. Heeft dat een superieure Brahms opgeleverd? Absoluut, met hoogstens een paar bescheiden kanttekeningen; en die betreffen dan alleen de Eerste symfonie, waarin de dirigent iets te ver gaat in de expressie, met als 'hulptroepen' een teveel aan vibrato en rubato, naast een aantal ongerijmde tempowisselingen, maar dat is het dan wel.

Wat niet alleen bij eerste beluistering veel de aandacht trekt zijn de grote precisie (articulatie, accentuering, frasering, balans, ritmiek, stemvoering), de rijkdom aan orkestkleuren (waaronder de uiterst geprofileerde houtblazers en gloedvolle hoorns!), de ‘bite' (strijkers!) en daarbij volmaakt passend de felle pauken. Dat dit uiteindelijk geen kamermuziek is blijkt zowel uit de partituren als uit het luxueuze klankkarakter van het ensemble als geheel, maar ook zoals het door de technici is vastgelegd.

Heeft het zin om wat betreft de uitvoering deze vier symfonieën langs te lopen en daarbij een bepaalde voorkeur uit te spreken? Nee, want daarvoor is Nézet-Séguins benadering van deze partituren en het gedemonstreerde orkestspel te consistent (wat iets anders is dan eenvormig of routineus, want daarvan is geen enkele sprake). Het geldt dus als compliment.

Wat uit deze vertolkingen evenzeer blijkt - en ook dat is een compliment - is dat we te maken hebben met muziek van de rijpere Brahms (de Eerste symfonie dateert van 1876, de componist was toen al 43). Of dat verklaart dat ze evenals zijn grote voorganger én voorbeeld Beethoven uniek zijn in hun soort? Moeilijk te zeggen, maar wel is het zo dat iedere symfonie een volstrekt eigen karakter heeft dankzij een rijk palet aan stijlen en evocaties en dat dit in deze uitvoeringen uitstekend tot uitdrukking komt.

Gelet op het enorme aantal opnamen, zowel als cyclus als individueel, is het volstrekt onmogelijk om ze allemaal van begin tot eind te beluisteren (tenzij men zeeën van tijd heeft natuurlijk). Wat is daarbij maatgevend? Wat niet? Niet iedereen wil bovendien hetzelfde. De een zweert bij de legendarische Wilhelm Furtwängler met zijn Berlijners, tot op het bot doorleefd, eerder tragisch dan mild. Of bij Eduard van Beinum en het Concertgebouworkest, in een humane lezing ontdaan van alle romantische franje. Of anders wel bij Herbert von Karajan, eerst met het Philharmonia Orchestra en vervolgens zijn eerste set met de Berliner Philharmoniker uit de jaren zestig. Otto Klemperer en het Philharmonia Orchestra misschien? Uit graniet gehouwen vertolkingen waar een imposante grandeur uit spreekt, de houtblazers prominent aanwezig (in Klemperer-stijl zogezegd), uiterst gedisciplineerd maar niet bepaald 'gesangvoll'. De van warme mildheid doortrokken visie van Bruno Walter en het Columbia Symphony Orchestra. George Szell die zijn Clevelanders naar ongekende perfectionistische hoogten stuwt, zonder poespas en dus doordringend tot de kern van ieder werk. Of veel later in de tijd, met ditmaal als leidsman Riccardo Chailly die met het Gewandhausorchester een voor hem ongekende prestatie wist neer te zetten? Enzovoort. Kortom, dé Brahms-interpretatie bestaat niet en zal nooit kunnen bestaan, al komen, wat althans de Vierde symfonie betreft, Carlos Kleiber en de Wiener Philharmoniker daarvan wel héél dicht in de buurt.

De lijst met méér dan respectabele uitvoeringen is eindeloos, maar wie 'bij de tijd' wil zijn of blijven kan bij Yannick Nézet-Séguin en het Chamber Orchestra of Europe uitstekend terecht. Met als bijkomend voordeel dat de opnamen uitblinken in sonoriteit en transparantie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links