CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2023 |
Er is in ons land waarschijnlijk geen musicus te vinden die meer weet van het werk van Johannes Brahms dan de violist, dirigent en musicoloog Johannes Leertouwer. En hij kan er ook nog boeiend over vertellen, zoals bleek uit het gesprek dat ik met hem had na afloop van een door hem geleid Brahms-concert in de Leidse Gehoorzaal, met op het programma het Eerste pianoconcert met als solist Paolo Giacometti en na de pauze de Eerste symfonie. Het bleken ware ear-openers dankzij de door Leertouwer gekozen, bijzondere aanpak. Hoe zat dat? Had hij iets ontdekt dat door anderen over het hoofd was gezien? Op zijn website (klik hier) valt hierover het nodige te lezen en te horen, terwijl ik er zelf hier eveneens de nodige aandacht aan heb besteed. Waardoor ik gelijk kan overgaan naar dit nieuwe album met Brahms' drie vioolsonates (dus zonder de F-A-E-sonate). Alvast ter introductie:
En zo geschiedde, want ook hier tart Leertouwer, met in zijn spoor zijn vaste pianist Julian Reynolds op een Blüthner-vleugel uit 1857 (hun samenwerking is zonder meer eendrachtig, zoals ook al bleek uit hun Schumann-vertolkingen van alweer bijna dertig jaar geleden die ik in de kast heb staan), menige traditionele ‘regel', zoals het veelvuldig gebruik van het portamento en de vrijheid die beiden zich veroorloven ten aanzien van de tempi en tempowisselingen, mede ingegeven door het feit dat Brahms volgens Leertouwer weinig tot niets ophad met de ‘dwingende' metronoom en dat het voorts de mening van de componist was om bij voorkeur ‘wekelijks van tempo te wisselen'. Het is aldus een al met al verre van strakke weergave van deze drie sonates geworden, maar eerder een ronduit fascinerende, uiterst wendbare ‘conversatie' tussen drie heren, met in het middelpunt daarvan (uiteraard postuum) Johannes Brahms, omgeven door twee met hart en ziel betrokken musici die met hun aparte zienswijze op deze muziek in dit op zich zo traditionele domein voor de toehoorder nieuwe perspectieven hebben geopend. Want neemt u het maar gerust van mij aan: het klinkt bepaald anders; en het is nog tot in detail gemotiveerd ook. Dit alles in vlekkeloze techniek, terwijl de kwaliteit van de surround-opname (zoals gebruikelijk ook in stereo te beluisteren) met kop en schouders boven het maaiveld uitsteekt. Dan nog dit. Betekent dit dat alle voorgaande opnamen daarmee hun artistieke waarde hebben verloren? Geenszins, al zijn die vele voorgangers in een strakker keurslijf geperst. Bovendien mag de persoonlijke voorkeur zijn eigen rol hier meespelen. Laten we daarbij evenmin vergeten dat iedere registratie bevroren is in de tijd, niet meer dan een momentopname is (wat in de tijd van Brahms uiteraard heel anders was). Morgen of overmorgen kan of zal het weer anders zijn. Dat dit nieuwe album er ook vanuit historisch perspectief nadrukkelijk bij zal blijven horen staat voor mij in ieder geval als een paal boven water. ___________________ index |
|