CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2021 |
Met de Derde symfonie (sommigen hebben er de titel 'Brahms' 'Eroica' aan gehangen) en de Tweede serenade is een einde gekomen aan Iván Fischers Brahms-cyclus met de Boedapesters. Het resultaat? Dat is voorspelbaar goed. Zoals dat ook bij dirigenten als Herbert Blomstedt, Riccardo Chailly en Bernard Haitink zo is. Met vakmensen aan het roer en een orkest dat klinkt als een klok kan het eigenlijk ook niet mis gaan. In hoeverre deze producties mee kunnen naar het bekende 'onbewoonde eiland' is weer een geheel ander verhaal, maar een feit is wel dat het met een dusdanig uitgedijde discografie onder handbereik bijzonder lastig kiezen is geworden. Wie echter pas aan 'zijn' Brahms is begonnen, kiest misschien voor het meest voor de hand liggende: een nieuwe opname (en gezegd moet worden dat ook deze - om de term nog maar een keer te gebruiken - klinkt als een klok). Fischer zelf heeft de Derde symfonie van zijn eigen, zeker passende toelichting voorzien:
Mooie woorden, die me prompt deden denken aan een andere net zo mooie opening van een symfonie: Mozarts Jupiter, waar al gelijk in de inleiding het manlijk en vrouwelijk thema hun opwachting mogen maken. Dat was nog niet eerder vertoond, maar wie realiseert zich dit nog? Fischers Brahms is vervuld van dramatiek, luciditeit, gratie, energie, momentum, breed uitgesponnen lyriek en fraai opgebouwde spanningsbogen. Zijn interpretatie maakt tevens duidelijk hoezeer de muziek van Brahms is geworteld in hechte structuren en wat de ware betekenis is (of zou moeten zijn) van een sterk ontwikkelde baslijn en dito puls (ik zou bijna zeggen: à la Beethoven). Het bescheiden gehouden portamento staat transparantie noch frasering in de weg: het pakt juist uit als een bijzonder geslaagde mix van expressie en drive. Dat beeld herhaalt zich in de Tweede serenade, door Brahms opgedragen aan Clara Schumann, een werk dat anders dan de Eerste serenade aanmerkelijk bescheidener is aangelegd en het zonder violen, trompetten, trombones en slagwerk moet stellen. Wat het werk er overigens zeker niet minder aantrekkelijk op maakt: anders dan haar voorganger (op. 11) wint het daardoor aan transparantie en is er het 'voordeel' van een (nog) conciezer vormgeving. Een typisch voorbeeld van minder is meer. De serenade is tevens een schoolvoorbeeld van Brahms' componeren, ontdaan van welke aanwijsbare gemoedstoestand ook, een abstractie die niets anders wilde uitbeelden dan muziek. Zelfs de met veel drama geladen Derde symfonie weerspiegelt dit, ondanks het voortdurend in het oor springende F-A-F motief, 'Frei Aber Froh'. Dat anderen er wel beelden in wilden zien doet daaraan niet af. Zo zag Clara Schumann in het openingsdeel de opkomende dageraad. Misschien is het wel waar dat de muziekliefhebber het niet zonder (eigen) beelden kan stellen. Voor producer Jared Sacks moet het op 31 augustus 2020 best spannend zijn geweest, toen hij met zijn Mercedes-bus vol opnameapparatuur de Duitse, Oostenrijkse en Hongaarse grens moest passeren. Was er die dag nog iets veranderd omtrent de tegen COVID-19 heersende, beperkende maatregelen? Dat was niet het geval, maar het bleek wel kantjeboord, want een dag later sloot Hongarije zijn grenzen. Sacks was toen gelukkig al in Boedapest gearriveerd, hadden hij, zijn team, dirigent en alle orkestleden de verplichte test afgelegd en kon dankzij de negatieve uitslagen worden begonnen aan de opname. index |
|