CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2015

 

Mahler: Pianokwartet in a (1876) (fragment)

Schumann: Pianokwartet in Es, op. 47

Brahms: Pianokwartet nr. 1 in g, op. 25

Wu Han (piano), Daniel Hope (viool), Paul Neubauer (altviool), David Finckel (cello)

Live-opname: 1 en 3 maart 2015, Lincoln Center, Alice Tully Hall, New York

DG 00289 479 4609 • 78' •

   

Volgens de violist Daniel Hope is kamermuziek 'the vitamin content of Music. Here is where I can really delve into the essence of a piece, get in the heart of the composer's meaning and his experimentation. It is enriching for both the artists and the listeners. Nothing else in Music is more direct or more intimate.' Ik doe er geen syllabe aan af, maar ik kan me levendig voorstellen dat - om slechts enige instrumentalisten te noemen - een pianist, klavecinist, cellist of altviolist hetzelfde zou kunnen opmerken. En de dirigent dan? Of de koorrepetitor? Mogelijk ligt het dan iets anders, omdat de componist van orkest- en koorwerken nu eenmaal gebonden is aan de beperkingen van een doorgaans aanzienlijk uitvoeringsapparaat. Ook in dit opzicht is een strijktrio of -kwartet bepaald iets anders dan een symfonie of a capella koorwerk. Als we in dit opzicht van een creatieve kloof - overigens in de beste betekenis van het woord - mogen spreken, hoeven we echt niet ver te zoeken: alleen al het onderscheid tussen een Haydn-symfonie en een Haydn-kwartet spreekt boekdelen. Bij Beethoven is daarvan zelfs in overtreffende trap sprake. De intimiteit van de kamermuziek of een solowerk kan en zal de componist tot het verkennen van nieuwe grenzen uitdagen. Beethovens laatste kwartetten behoren tot een wonderwereld die nauwelijks de onze kan worden genoemd; terwijl de Negende symfonie, ondanks dat sublieme Adagio, duidelijk wel tot onze wereld behoort. De vreugdefinale onderstreept dat nog eens uitdrukkelijk. Het zijn slechts voorbeelden, want bij Brahms en Schumann zien we hetzelfde beeld - zij het dan misschien ietwat minder uitgesproken, tekstueel in ieder geval van een geheel ander karakter dan bij die late Beethoven. Verder terug in de tijd, in die van de barok, is dat beeld overigens niet anders. Wat daarbij zeker ook een rol speelt is dat de musici voor wie kamermuziek werd gecomponeerd, een naam en een gezicht hadden. De componist wist met wie hij van doen had. Hij kende hun muzikale en technische capaciteiten, wist dus al bij voorbaat hoever het compositorisch elastiek mocht worden uitgerekt. Als sprake was van zeer goede musici - en dat was doorgaans zo - vielen ook voor de componist de technische grenzen weg en kon hij onbekommerd schrijven. Zo zal Daniel Hope het hebben bedoeld en zo heeft het met zijn muzikale partners ook in de praktijk willen brengen.

Voor het eerste kamermuziekalbum van Daniel Hope voor Deutsche Grammophon daarbij leunend op drie goede vrienden: de cellist David Finckel (bekend van het Emerson Quartet), de pianist Wu Han (die samen met Finckel mede de artistieke leiding vormt van de Chamber Music Society of Lincoln Center, New York) en de altviolist Paul Niebauer (hij was met 21 jaar de jongste solo-altist ooit die bij het New York Philharmonic in dienst trad; hij geeft nu les aan onder meer het Juilliard). Een uitgelezen gezelschap dat ook in het samenspel goed met elkaar vertrouwd is: ze hebben al een groot aantal optredens verzorgd en zullen dat ook in de toekomst blijven doen. Hope: "It's incredible to see how we all leave our egos at the door.' Voor fraai getekend kamermuziekspel is dat trouwens van het grootste belang: wie zichzelf extra in het zonnetje wil zetten moet zich zeker niet aan deze tak van muzikale sport wagen: het resultaat zal altijd beneden de maat zijn.

Het programma waarvoor is gekozen is om meerdere redenen interessant. Dat begint al met het openingsdeel van Mahlers Pianokwartet in a, gecomponeerd in Wenen in juni 1876, waar het een maand later tijdens een concert van het Weens conservatorium in première ging. Een jaar eerder was Mahler daar compositieleer gaan studeren bij Franz Krenn en harmonie bij Robert Fuchs. Ook nam Mahler een aantal contrapuntlessen ter harte in de compositieklas van Anton Bruckner. Mahler bewees zich als een ijverige leerling die tijdens zijn conservatoriumstudie ook componeerde, waaronder tenminste een deel van een symfonie, meerdere liederen en een aantal kamermuziekwerken, waaronder het eerste deel van een Pianokwartet in a, dat zeer in de smaak viel: Mahler sleepte er zelfs een belangrijke conservatoriumprijs mee in de wacht. Volgens een plaatselijke muziekcriticus (het werk werd in september 1876 uitgevoerd in het Boheemse Iglau, de woonplaats van zijn ouders) toonde de compositie een indrukwekkende ideeënrijkdom en groot compositorisch vakmanschap, kortom het werk van een genie.
Mahlers Pianokwartet, gecomponeerd in sonatevorm, past inhoudelijk uitstekend bij de pianokwartetten van Schumann (1842)en Brahms (1861). Hoewel door Mahler duidelijk geconcipieerd vanuit een eigen signatuur is hun invloed, met hier en daar zelfs een toefje Mendelssohn, onmiskenbaar.
Anders dan het zelden gehoorde Pianokwartet van Mahler zijn de kwartetten van Schumann en Brahms zowel op de concertprogramma's als in de discografie rijk vertegenwoordigd. Van Brahms' Pianokwartet in g, op. 25 bestaat een door Arnold Schönberg vervaardigde orkestversie. Geen wonder: evenals Beethovens Strijkkwartet op. 95 is het symfonisch karakter van het Pianokwartet evident.

De vier musici kozen voor een zeer warmbloedige, romantische lezing, met veel passie en lyriek, waarin de bonte afwisseling van muzikale ideeën hand in hand ging met een superieur gevoel voor proportie. Schumanns hemelbestormende radicalisme en Brahms bijna jeugdige overmoed kregen in dit live-recital de scherpst denkbare contouren. Het ensemble dichtte moeiteloos de kloof tussen de gecondenseerde schrijfstijl en contemplatieve lyriek van Schumann (subliem, die niet meer aardgebonden cello solo in het Andante cantabile!) naar de diepgelaagde constructie van het Brahms-kwartet met zijn symfonische dimensies. Het is hier dat een ogenschijnlijk onbelangrijk motief aan omvang en betekenis wint om aldus de aandacht naar zich toe te trekken. De in de zigeunerfolklore gewortelde, spetterende finale blijft in deze interpretatie nog lang na-ijlen. Dit buitengewoon geslaagde recital werd fraai vastgelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links