CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2007


 

Bridge: Cellosonate H 125 (1913-1917) - Elegie (1904) - Serenade (1903) - Meditation (1912).

Bosmans: Cellosonate (1919) - Nuit calme (1926).

Mayke Rademakers (cello), Matthijs Verschoor (piano).

Quintone Q 07002 • 64' • (sacd)

 


De Engelse violist, dirigent en componist Frank Bridge (1879-1941), tevens leermeester van Benjamin Britten, componeerde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in een uitgesproken laat-romantische idioom. Rond 1915 liet hij zich inspireren door de continentale modernistische stromingen, met wringende melodiek en harmoniek. Het was ineens uit met de bijna behaagzieke, weinig pretentieuze, vooral melodische, aan Fauré herinnerende  pennenvruchten, alsof er een bliksemschicht door zijn studeerkamer was gegaan. Die bliksemschicht waren de gruwelen van de oorlog, het groteske verlies van mensenlevens, de slagvelden aan de Somme, de gruwelen in en rond Passendale en Ieper.

De cellosonate is het bewijs van die omslag, de intrede van Bridge's hoogst persoonlijke stijl, die alleen nog aan het begin een romantische inslag suggereert. Het Adagio ma non troppo is vervuld van intense tragiek en eenzaamheid,  met in de finale slechts een kortstondige opflakkering van het optimisme, om vervolgens weer terug te zakken naar een wanhopig stemmingsbeeld.

De componiste en pianiste Henriëtte Bosmans (1895-1952) kwam uit een muzikaal gezin, hoewel haar vader, de cellist Henri Bosmans (hij was korte tijd solocellist bij het Concertgebouworkest), reeds overleed toen zij een jaar oud was. Haar bepaald niet gemakkelijke moeder, Sara geb. Benedicts, was een bekend pianiste. Zij gaf haar dochter dus pianoles, wat door haar bemoeizucht en veeleisendheid voor Henriëtte niet gemakkelijk zal zijn geweest. Compositieles ontving ze eerst van Cornelis Dopper (1921-1922) en later van Willem Pijper (1927-1930). 

Bosmans' composities ontwikkelden zich stilistisch al vrij vroeg in haar carrière van de late Duits-Oostenrijkse romantiek naar het Franse idioom, wat zeker te maken zal hebben gehad met haar lessen bij Pijper, en de muzikale invloed die hij op haar moet hebben gehad. Pijper was een man van statuur, van groot gezag tegen wie werd opgekeken. Zo nam Henriëtte diens polytonaliteit (het gelijktijdig optreden van verschillende toonsoorten) over en ontwikkelde zich een voorliefde voor snel wisselende maat- en toonsoorten. Wat zeker ook zal hebben bijgedragen was Henriëttes intense vriendschap met de Franse zangeres Noëmie Perugia.

De cellosonate uit 1919 (Henriëtte componeerde het werk toen ze 24 was, in hetzelfde jaar dat voor het eerst een werk van haar, een vioolsonate, op het concertpodium werd uitgevoerd) laveert tussen Brahms en Schumann en Fauré en Debussy. Wat daarbij vooral opvalt is de vormbeheersing en het instrumentale vakmanschap: ze hanteert een rijkelijk voorzien technisch palet en componeert buitengewoon vaardig, meesterlijk toegesneden op de bijzondere klank- en speltechnische eigenschappen van zowel de cello als de piano. De  zeker niet conventionele melodische invalshoeken en de indrukwekkend uitgewerkte harmonische textuur laten er geen twijfel over bestaan dat de jonge componiste een goed zicht had op hetgeen zij wilde bereiken.

In 1935 ging het bergafwaarts. Ze verloor haar verloofde, de violist Francis Koene, met wie ze veel had opgetreden, hetgeen haar in een bijna volkomen isolement stortte. Ze componeerde lange tijd niet meer.  De oorlog haalde een nieuwe streep door allerlei rekeningen. De bezetter verbood enig optreden (ze was halfjoods), maar na de bevrijding nam ze draad weer op, ging naar hartelust weer componeren en begon ook weer met optredens. Ze schreef bovendien in allerlei dagbladen en correspondeerde met vakgenoten, waaronder Benjamin Britten. In 1951 werd ze Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 1952 overleed zij aan maagkanker.

 
  Het duo Mayke Rademakers en Matthijs Verschoor

Het jonge duo Mayke Rademakers en Matthijs Verschoor vertolken deze volkomen ten onrechte weinig bekende muziek als op het lijf geschreven. Sinds de zomer van 2005 treden ze gezamenlijk op in en buiten ons land (op het programma: tournees naar Duitsland, Oostenrijk, Spanje, Portugal, Italië,  IJsland en de VS), wat uit hun samenspel ook goed valt op te merken. Dit is een duo dat heel goed op elkaar is ingespeeld, even perfect elkaar aanvoelt en voor elkaar de nodige ruimte creëert om deze muziek ook echt te laten ademen. Het hoorbare resultaat daarvan is tevens de lenige expressiviteit die voor deze muziek van Bridge en Bosmans zonder meer onmisbaar is. De spanningsopbouw in de hoekdelen is ideaal, de dialogen tussen cello en piano zijn subliem vormgegeven en het vloeiende lijnenspel wordt ondersteund door een tot in de kleinste details uitgewerkte frasering. Flitsende dynamische wendingen krijgen van dit duo het volle pond (de sonate van Bridge, finale, Molto allegro e agitato), wat alleen door een volledige technische beheersing mogelijk is. Hier zijn wederom  Nederlandse musici te horen die een topprestatie leveren, die ook buiten onze landsgrenzen  niet onopgemerkt zal blijven.

Het geluk is met hen: de door Peter Arts gemaakte sacd-opname (februari jl., Bachzaal, Amsterdam) is ook bijzonder geslaagd. Er is lucht, er is ruimte, maar precies goed. De rijkdom aan klankkleuren en speltechnische details doet volledig recht aan de grote artistieke prestatie van het duo. Ook een compliment voor de Nederlandse teksten in het cd-boekje, nog steeds een witte raaf.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links