CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2008


 

Boccherini: Kwintetten voor 2 violen, altviool en 2 celli op. 25 nr. 1-6. (nr. 1 in d, G 295 - nr. 2 in Es, G 296 - nr. 3 in A, G 297 - nr. 4 in C, G 298 - nr. 5 in D, G 299 - nr. 6 in a, G 300).

La Magnifica Comunità.

Brilliant Classics 93820 • 50' + 57' • (2 cd's)

 


Luigi Boccherini (1743-1805) leefde, zoals vrijwel al zijn componerende tijdgenoten, in een tijdvak dat geen ruimte liet aan vrije, onbekommerde artisticiteit. Hoe hoogdravend en spiritueel de muzikale gedachten ook waren, er moest wel brood op de plank komen, en niet alleen dat. Wie alleen maar componeerde beleefde barre tijden. Geen wonder dus dat vrijwel alle toondichters in dienst waren van de adel, hetzij als componist, hetzij als uitvoerend musicus, of zoals meestal, een combinatie daarvan. Zo werkte Boccherini eerst als musicus aan het hoforkest in Lucca, om dan in 1766 de schreden te zetten naar Parijs om daar in dienst te treden van een baron. In 1768 trok hij naar Spanje, waar hij dienst deed aan het Spaanse hof. Daar verbleef hij tot rond 1787, maar hoe het vervolgens verder met hem is vergaan weten we eigenlijk niet. Wel weten we dat hij in armoede is gestorven.

Boccherini stond midden in de overgang van de barokke naar de klassieke stijl. Hij schreef een groot aantal composities, waaronder niet minder dan ruim honderd voor strijkinstrumenten. Wie zijn werk wil beoordelen in termen van oorspronkelijkheid stuit al snel op een zekere voorspelbaarheid ervan. Dat komt onder meer voort uit Boccherini's harmoniemodel dat rechtstreeks samenhangt met de ritmiek. Bovendien zijn de harmonische wendingen consequent verbonden met het tooncentrum, wat al te grote 'uitstapjes' al bij voorbaat in de kiem smoort. De reis is wat dit betreft niet zo avontuurlijk, de muziek is verankerd in de bescheiden stap van tonica naar dominant en weer terug, met de melodie voortdurend als leidraad.

Voor Boccherini gold - evenals voor zijn vakgenoten - dat zijn muziek primair ervoor bestemd was om te worden uitgevoerd en uit dien hoofde aan het hof in de smaak diende te vallen. In die zin had originaliteit natuurlijk zijn prijs. Wie Boccherini vergelijkt met bijvoorbeeld Carl Philipp Emanuel Bach en de jonge Mozart kan er niet omheen dat 'Sturm und Drang' bij hen in toch in betere handen was. Zeker in Boccherini's laatste jaren moet het hem zwaar zijn gevallen dat zijn muziek meer en meer op de achtergrond raakte, zo niet als ouderwets werd beschouwd. Ondanks de schitterende melodieën, de doorgaans opgewekte teneur en de gemakkelijke aanspreekbaarheid raakte men er rond de eeuwwisseling min of meer op uitgekeken. Wie Mozarts strijkkwintetten afzet tegen die van Boccherini bespeurt terstond de gigantische kloof tussen beide.

Het op authentieke instrumenten spelende Magnifica Communità ensemble, bestaande uit de twee violisten Enrico Casazza en Isabella Longo, de altist Mario Paladin en de beide cellisten Luigi Puxeddu en Leonardo Sapere, zorgen in dit zesde deel van de integrale cyclus voor een fraai klankbeeld dat in alle geledingen aan deze kwintetten recht doet. Men durft goed uit de pakken (hoekdelen), maar schuwt evenmin een bijna smeltende lyriek in de langzame delen (proeft u maar eens van het Largo assai van het Kwintet G 299!) Dankzij de gevarieerde streek- en articulatietechniek wordt eenvormigheid uit de weg gegaan. Ook het samenspel staat op hoog niveau, wat deze werken in termen van frasering en dynamiek een extra dimensie geeft. De verbeeldingskracht doet de rest, met de fraaie opname als primus inter pares.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links