CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2023 |
De Rozenkrans- of Mysteriesonates dateren uit de periode tussen 1670 en 1680 en worden door de componist zelf toegelicht in zijn brief aan aartsbisschop Maximilian Gandolf Graf Khuenburg, aan wie Biber het reusachtige werk opdroeg:
En dan de 15 ‘mysteriën’ in drie groepen zoals Biber die in de partituur heeft genoteerd:
Aan de vijftien sonates voegde Biber nog een zestiende toe in de vorm van een passacaglia voor soloviool ter opluistering van het jaarlijkse Feest van de Heilige Beschermengel op 2 oktober. Van de partituur - waarvan de titelpagina ontbreekt (we weten dus niet welke titel de componist voor het werk in gedachten had) - is slechts een afschrift bekend en die bevindt zich in de Beierse staatsbibliotheek in München. Voor zover aan de hand van het fraaie handschrift kan worden nagegaan betreft het waarschijnlijk een nog niet gecorrigeerd exemplaar dat na ingrijpende herziening bestemd was voor de eerste druk (die nooit is opgedoken). Het handschrift wemelt van de fouten, wat met het oog op de door Biber voorgeschreven 'verstemming' (scordatura-notatie) geen wonder mag heten. Dat een gedrukte uitgave niet is aangetroffen wil uiteraard niet zeggen dat Bibers tijdgenoten met dit werk onbekend waren. Het is althans voorstelbaar dat er wel degelijk een dergelijke uitgave is geweest - of anders wel afschriften die hun weg vervolgden - en dat deze sonates in bredere kring werden uitgevoerd. Het Rozenkransgebed werd in de dertiende eeuw voor het eerst door de heilige Dominicus gepraktiseerd maar ook vandaag nog worden de gebeden aan de hand van het aantal kralen van de rozenkrans 'afgeteld'. De vijftien heilige mysteriën weerspiegelen de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Jezus en Maria. Uit het overgeleverde notenmateriaal kan niet worden opgemaakt welke instrumentale bezetting Biber precies voor ogen moet hebben gestaan. hoewel hij wel een aanwijzing heeft achtergelaten: 'meine leier und basso continuo' (en zoals u weet kan b.c. verschillende instrumenten behelzen: klavecimbel, orgel, cello, viola da gamba). Er is dus sowieso veel voor te zeggen om de bezetting klein te houden en aldus een intieme ambiance in samenhang met een optimale doorzichtigheid te creëren. De violiste Amandine Beyer koos terecht voor een kleine bezetting bestaande uit viool, viola da gamba, luit, teorbe, klavecimbel en positieforgel. Het instrumentarium is in strikte zin niet 'authentiek', maar bestaat het replica's van oude instrumenten(waar op de keper beschouwd niets mis mee is). Zo bespeelt Beyer drie verschillende violen naar voorgangers van Amati, Stainer en Guadagnini. In haar voorwoord memoreert Beyer het ontstaan van dit album, daarin gestimuleerd door het dansgezelschap Rosas en diens choreografe, Anne Teresa De Keersemaeker die Bibers sonates op het podium tot dansant(!) leven brachten. Kan dat wel, zult u zich misschien afvragen? Dansen op muziek met deze zo religieus getinte achtergrond? Beyer stelt zelf de voor de hand liggende vraag, maar geeft er tevens het antwoord bij: dat het volgens haar een 'amalgaam bestaande uit meerdere fenomenen betreft'. Ten eerste omdat vrijwel de gehele cyclus wordt gedomineerd door wat zij als 'violinistic spirit' betitelt (de virtuositeit viert in het werk vrijwel voortdurend hoogtij, ook in de meer langzame delen). Ten tweede is daar het 'mysterie' in zijn vele facetten. In de woorden van Beyer:
Of de verleiding wel of niet groot is: het kan binnen het gegeven perspectief nooit en nimmer de bedoeling zijn om de vele sluiers die deze pure schoonheid in termen van verbeelding en klank omgeven zomaar prijs te geven, het delicate karakter ervan geweld aan te doen, hetzij door een niet gelukkig gekozen bezetting of door ingevlochten maniërismen. Beide kunnen grote schade toebrengen aan het wezenlijke karaker van deze muziek. Kortom, Bibers creatief vormgegeven narratief dient onverkort overeind te blijven, de interpretatieve vrijheid beperkt tot feilloos gedoseerde ornamentatie, nauwelijks merkbaar portamento of vibrato. In dit werk gaan mysterie en intuïtie hand in hand, zich voortdurend bewegend van het ene naar het andere hoogtepunt, zowel in de door Biber gekozen strakke vormgeving als de tot in detail uitgeschreven, virtuoos getoonzette improvisaties. Dat de dans in deze uitvoering een belangrijke, zij uiteraard het imaginaire rol speelt blijkt wel uit wat Beyer daarover opmerkt:
Voor de toehoorder geldt - en dat is misschien wel de belangrijkste constatering - dat twee cd's lang sprake is van een esoterische belevenis die diepe indruk maakt. Dat esotherische karakter wordt in deze intiem gehouden ambiance gelukkig niet verstoord door sterk opgelegde buitenmuzikale indrukken zoals daar zijn het fladderen van de vleugels van de aartsengel tijdens de Verkondiging of het inslaan van de spijkers tijdens de Kruisiging. Bibers verbeelding is op geheel andere wijze aan het werk: dit is niet de componist die er een meester in was om de geluiden van kikkers en katten, krijgsgewoel of het signaal van de nachtwacht muzikaal-realistisch gestalte te geven. Voor de Mysteriesonates liet hij de 'Malerei in Tonen' achterwege om de spirituele diepgang ('Empfindung') niet te verstoren. Dan nog iets over het scordatura of de verstemming, die we in iedere sonate - behoudens de eerste - terugvinden: een verstemming die samenhangt met de verlangde expressie, ofwel de (gemoeds)stemming van het stuk zelf. Aldus schiep Biber een wel zeer bijzondere klankwereld die op geen enkele andere wijze niet kan worden bereikt, een 'verkleuring' als het ware van de vioolpartij die de ene keer weldadig aandoet (zoals in de Kroning), maar in bijvoorbeeld Gethsemane en de Doornenkroon tot - hoe treffend! - een zeer ongemakkelijk klinkend discours leidt. Scordatura is door Biber zeker niet toegepast als middel tot effectbejag of gezochte virtuositeit. Het is, zo blijkt uit het verloop, door de componist als wezenlijk stijlmiddel gebruikt waarmee hij zijn diepe religiositeit in deze zo bijzondere muziek mede gestalte heeft willen geven. Door de snaarspanning aan te passen is bij verhoging sprake van een hardere, meer briljante klank, terwijl bij verlaging precies het omgekeerde optreedt: dan overheersen mildheid of zelfs matheid. Een ander, bijkomend element van Bibers zoektocht naar een verhooge expressie blijkt uit hoezeer hij de conflicterende trillingen in de klankkast van het strijkinstrument als het ware uitbuit, wat bijvoorbeeld wordt bereikt door de stemming van de twee lage snaren te verhogen en die van de hoogste snaar te verlagen. In de Gevangenneming worden aldus deemoed en waardigheid maar ook vernedering tot uitdrukking gebracht. Waarbij niet onvermeld mag blijven dat niet iedere violist geneigd zal zijn om zijn (kostbare) instrument aan Bibers voorgeschreven 'folteringen' te onderwerpen. De soms zeer hoge snaarspanning is niet zonder risico, maar deze wel zeer vooruitstrevende methode om de beide middelste snaren kruiselings te verstemmen levert in de Opstanding heel bijzondere effecten op, waardoor het affect alleen maar wordt versterkt.
Is de hedendaagse luisteraar opgewassen tegen dit sonateproject als geheel, afhankelijk van de gekozen tempi, in tijdsduur variërend van 1 uur en 45 minuten tot ruim 2 uur? Het vereist in ieder geval grote concentratie, zoals dat ook geldt voor bijvoorbeeld Bachs Kunst der Fuge. Misschien is daarom beluistering in afgemeten groepen (iedere groep telt vijf sonates) voor de minder geduldige de aangewezen weg. Aan Beyer ligt het in ieder geval niet. Zij weet met haar ensemble de aandacht voortdurend gevangen te houden, het spel is barokretorisch werkelijk ijzersterk, vervuld van kleur en afwisseling, contrastrijk en ook in expressief opzicht overweldigend. Geen enkele twijfel erover: dit is een van de beste uitvoeringen van deze Mysteriesonates, met als hoogtepunt - hoe kan het anders - de Passacaglia (die de beschermengel symboliseert) aan het slot. index |
|