CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2023

Berlioz: Les Nuits d'Été op. 7

Saint-Saëns: Mélodies persanes op. 26

Ravel: Shéhérazade M 41

Marie-Nicole Lemieux (alt), Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo o.l.v. Kazuki Yamada
Erato 505419765940 • 71' •
Opname: mei 2021 & juli 2022, Auditorium Rainier III, Monte-Carlo

 

Ik vermoed dat het nooit en te nimmer weg zal gaan: de maatstaf die de sopraan Régine Crespin ten aanzien van iedere vertolking na haar van zowel Berlioz' Les Nuits d'Été als Ravels Shéhérazade voor het Decca-label heeft vastgelegd. De opname verscheen – u leest het goed – in 1963, toen nog in de in die tijd onovertroffen Decca-SXL serie (nu zo ongeveer een ‘collector's item'), die hier nog steeds ongeschonden (SXL 6081) in de kast staat. En dit ondanks de vele malen dat de lp op mijn draaitafel(s) belandde. Later kocht ik de cd-versie, die door Decca terecht in de reeks ‘Legendary Performances' werd uitgebracht.

Maar niet alleen zang en interpretatie van Crespin zijn in die legendarische opname boven iedere denkbare kritiek verheven, ook het orkestaandeel is om van te smullen, met het fameuze Orchestre de la Suisse Romande dat onder leiding van Ernest Ansermet er toen ongekend veel kleur en fleur aan gaf. En wie mocht denken dat de opnamekwaliteit van toen inmiddels wel hopeloos achterhaald zal zijn heeft het mis: James Lock, in die kringen een ware autoriteit, een reus op zijn vakgebied, legde het schitterend vast, al heeft de sindsdien voortschrijdende techniek wel voor een fraaiere, meer gedetailleerde strijkersklank gezorgd. Maar dat is niet meer dan ‘peanuts' vergeleken met wat er aan onversneden muzikaliteit uit de luidsprekers komt. Waarbij helaas tevens opgemerkt moet worden dat zeker de ‘millennials' van die zo roemrijke discografische historie – want het geldt niet alleen voor die fameuze Decca-lp – niet of nauwelijks enig besef hebben. Schitterende uitvoeringen, zowel in mono als in stereo, zijn in de diepe schoot van de geschiedenis eenvoudig weggezakt, de verstreken tijd heeft het uiterst doeltreffend opgeslurpt. Walter Legge, John Culshaw? Nooit van gehoord...

Goed, dat is dan dat. Hoe staat het ervoor met de Canadese alt Marie-Nicole Lemieux? Uitstekend, al beschikt zij niet over Crespins expressieve gelaagdheid (het zou eens wel zo moeten zijn...) Maar als ik uitga van de opnamen van de beide werken in de laatste twee decennia kan wel met een gerust hart worden gezegd dat zij met haar vocalistiek en interpretatie tot het hoge segment behoort. In Berlioz weet ze de sfeer van onschuld, liefde, afscheid en dood uitstekend te treffen, zoals ze ook het ironische slotlied (‘L'île inconnue') van een goed gedoseerde, lichte toets voorziet. Maar anders dan Crespin nuanceert Lemieux minder fijnmazig, schuwt ze een bescheiden, maar in deze liederen zeer doeltreffend portamento (waarom?) en zijn sommige climaxen meer gericht op techniek dan op poëtische schildering.

Lemieux toont zich zeker vertrouwd met Ravels Shéhérazade, maar in deze sublieme driedelige cyclus had iets meer exotisch ‘parfum' deze zo kleurrijke fantasiewereld nog meer reliëf gegeven. Ravels muzikale vertaling van het sprookjesachtige ‘Duizend-en-één-Nacht' (hij had overigens een sopraan en geen alt voor ogen) vraagt, nee sméékt om die zo bijzondere mengeling van echt Spaanse passie en rijk geschakeerde nuancering, met veel plaats ingeruimd voor het sensuele en zelfs spottende. Zo komt het sprookje muzikaal pas écht tot leven. Lemieux zingt de cyclus buitengewoon fraai, maar haar interpretatie neigt naar het cerebrale in plaats van naar het betoverende en zwoele. Het door de componist in deze veelkleurige partituur verwerkte wellustige, zinnelijke naast zonnig-lome wordt - zij het in bescheiden mate, maar toch - opgeofferd aan de precieze invulling van het notenbeeld. Dirigent Yamada helpt haar hier evenmin, want hij creëert, als het erop aankomt, niet voldoende expressief en kleurrijk raffinement rond haar stem.

Opnamen van de Mélodies persanes van Camille Saint-Saëns zijn discografisch dun gezaaid, wat enige verbazing mag wekken omdat ze bekoorlijk genoeg zijn om meer verdienen dan dat. In 1870 oorspronkelijk gecomponeerd voor zangstem en piano (zoals dat ook voor Berlioz' Les Nuits d'Été van rond 1835 geldt) waren de exotische teksten uit Armand Renauds in datzelfde jaar verschenen Nuits persanes voor de componist een belangrijke inspiratiebron. Later instrumenteerde Saint-Saëns de ‘mélodies' voor een groot aangelegd werk voor solisten, koor en orkest, waaruit Palazzetto Bru Zane, het Centre de Musique Romantique Française een achtdelige (met inbegrip van Prélude en Interlude) liedcyclus voor zangstem en orkest samenstelde (u kunt er hier, zij het niet al te gedetailleerd, meer over lezen). Dat de cyclus door één soliste kan worden vertolkt heeft overigens de instemming van Bru Zane, waarbij uiteraard al naar gelang wel de oorspronkelijke toonsoorten aangepast dienen te worden. Ook hier doet zich de vergelijking met Les Nuits d'Été voor, want ook daarvan kennen we uitvoeringen door zowel één als door meerdere solisten (hetgeen overigens in dit geval niet strookt met de bedoelingen van Berlioz.)

Maar kort en goed: Saint-Saëns' in deze liederen besloten liggende exotisme is bij zowel Lemieux als bij het orkest uit Monte-Carlo en dirigent Kazuki Yamada in goede handen, al geldt ook hier dat een vleugje extra kleuring het geheel nog meer expressief cachet zou hebben gegeven. En het is dat vleugje dat het verschil maakt. Bovendien geldt zeker in een programma als dit het voordeel van de grotere wendbaarheid van de sopraan boven die van de alt. Wat allemaal niet wegneemt dat dit zeker een waardevolle bijdrage is aan de discografie en niet in de laatste plaats dankzij Saint-Saëns' Mélodies persanes. Wel jammer dat ze bij Warner Classics (waar ook Erato deel van uitmaakt) nog steeds niet zover zijn om op de cd de trackinformatie mee te (laten) branden. Een onbegrijpelijke omissie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links