CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2022

Berlioz: Les Nuits d'été op. 7 (versie 1856) - Harold in Italie op. 16

Michael Spyres (tenor), Timothy Ridout (altviool), Orchestra philharmonique de Strasbourg o.l.v. John Nelson
Erato 5054197196850 • 73' •
Opname: okt. 2021, Salle Érasme, Palais de la Musique et des Congrès, Strasbourg (F)

 

Ergens eind jaren zestig maakte ik voor het eerst kennis met Berlioz 'Zomernachten', toen uiteraard op lp. Dat viel me wat de uitvoering betreft niet mee, hoewel ik er - het ligt voor de hand - geheel andere verwachtingen van had, en dan met name met de naam van de dirigent groot afgedrukt op de cover: Berlioz-expert Colin Davis. De lp bevatte ook nog een aantal andere liederen en de vocale cast leek eveneens veelbelovend, met Armstrong, Veasy, Patterson, Shirley-Quirk, Constable, Allen en zelfs Carreras, aangevuld met het John Alldis Choir en het London Symphony Orchestra. Ook van de opname had Philips veel werk gemaakt. Helaas, want wat me in Les Nuits d'été, een schitterend werk, vooral opviel was de sterk wisselende kwaliteit van de vocale solisten.
Ietwat later maakte ik opnieuw kennis met hetzelfde opus, maar ditmaal gezongen door slechts één solist: de Franse sopraan Régine Crespin, begeleid door het Orchestre de la Suisse Romande geleid door Ernest Ansermet. Het bleek prompt een openbaring. De uitvoering vertelde me ook dat verschillende solisten niet per definitie een beter zicht op deze zes liederen opleverden en dat niet de afwisseling qua stemtype maar uitsluitend de verbeeldingskracht doorslaggevend was. Een soortgelijke ervaring deed ik nog veel later, in meerdere andere uitvoeringen op. Voor mij is die door Crespin exemplarisch gebleven, met daarbij wel de kanttekening dat de componist zelf nu juist de voorkeur had uitgesproken voor verschillende stemmen. Maar mogelijk lag de kritische lat toentertijd lager dan ruim eeuw later: Berlioz componeerde het stuk op teksten van Théophile Gautier in 1841 en herzag de partituur in 1856.

Opnieuw maakte ik nu kennis met slechts één vocale solist: de Amerikaanse tenor Michael Spyres, met een stembereik dat reikt tot de bariton. Dat alleen al vermindert de kans op een eenzijdige benadering van deze liederen, maar hét wapenfeit is toch wel dat hij werkelijk op alle fronten zegeviert. Een stem die klinkt als een klok en een fantasie die niet onder doet voor mijn favoriete: Régine Crespin. Ook bij Spyres kostte het me moeite om van zijn vertolking 'los' te komen. Subliem gedaan, wat mij betreft een vocaal en interpretatief juweel van de eerste orde.

John Nelson is duidelijk in de kolossale voetsporen van Colin Davis getreden: toen dé Berlioz-dirigent van weleer, in het stereo-tijdperk als zodanig veelvuldig gelauwerd. Zijn dirigeerstijl combineert intuïtie met precisie, de benadering van deze partituren vervuld van instrumentale kleurenpracht en expressieve gloed. Ik kan met nauwelijks voorstellen dat Berlioz het anders had willen hebben. Superieur ook de verre van gemakkelijke altvioolpartij met veel verve en spiritualiteit gespeeld door Timothy Ridout in Harold en Italie. Werkelijk gróóts is wat er aan het slot uit de speakers komt: de Orgie de brigands. Wie niet goed weet wat een Allegro frenetico precies betekent: grijp nu de kans! Wat uiteraard tevens het nodige zegt over de prestatie van het orkest uit Straatsburg: fenomenaal! Weliswaar niet volgens het 'authentieke recept' van François-Xavier Roth en diens Les Siècles, maar daardoor niet minder boeiend.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links