CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2016
|
Berlioz' Symphonie fantastique is een wonder. Ik heb er al eens uitvoerig over geschreven (klik hier). Het draait allemaal om Berlioz' grote verbeeldingskracht die neerkomt op een in klank omgezette provocatie met sterke autobiografische kenmerken met een sterk literair karakter. In zekere zin best dwangmatig, maar juist die enorme passie, die ongekende energie en spirituele veerkracht maken het een tot compositie die zijn uitwerking nooit mist, zelfs niet in een matige uitvoering. Berlioz schreef het werk toen hij volkomen in de ban was geraakt van de (overigens matig presterende) Ierse actrice Harriet Smithson. Berlioz was werkelijk tot over zijn oren op haar verliefd en trouwde met haar 1832. Maar het huwelijk hield geen stand: acht jaar later werd het ontbonden. Maar de Symfonie fantastique stond er al lang in zijn volle glorie, voor het eerst uitgevoerd op 5 december 1830 in het Parijse conservatorium (de zaal bestaat nog steeds, maar het conservatorium is al lang geleden elders gehuisvest). Naast vele Parijse notabelen waren ook Liszt en Meyerbeer aanwezig. Hoe het daar geklonken heeft weten we niet, maar voor zo'n groot werk als de Symphonie fantastique was de zaal in ieder geval veel te krap bemeten. Ik ben het roerend met de Vlaamse dirigent Jos van Immerseel (hij nam het werk eerder op) als hij zegt dat de symfonie de structuur heeft van een instrumentaal drama. Dat er geen woorden zijn om dat te ondersteunen, maar dat er wel een uitgebreid instrumentarium is om dat drama (effectvol!) uiteen te zetten. Het door Berlioz zelf geschreven programma dient gelezen te worden als een gesproken tekst van een opera, als voorbereiding op de muziek waarvan het de expressie en het karakter etaleert. Of in simpele bewoordingen: er is een duidelijk programma en het is aan de dirigent en zijn orkest om dat in de fraaist denkbare en meest overtuigende kleuren op het publiek over te brengen. Dat is dus bepaald anders dan wat Otto Klemperer ervan vond: hij dirigeerde het werk steevast als 'gewone' symfonie, zonder verdere poespas of 'pomp and circumstance'. Een 'streng' voorbeeld van de door hem voorgestane 'neue Sachlichkeit', feitelijk in dit geval tot in het absurde doorgevoerd (zo keek hij overigens ook tegen Mendelssohns 'Een midzomernachtdroom' aan). Vanuit die merkwaardige principe zou je in principe dus ook Beethovens Pastorale kunnen uitvoeren, als een gewone symfonie. Ik geloof er niet in. Programmamuziek is in ieder geval precies wat het woord zegt: muziek met een (duidelijk) programma, onverschillig of we het over de muziek van Berlioz, Richard Strauss of Liszt hebben. Hoe pakt Daniel Harding deze muziek aan? Conventioneel, traditioneel, de contrasten 'volgens het boekje', de kleuren wat flets uitgewerkt, zonder echte 'ear-openers'. Wie de inmiddels stokoude opname van Igor Markevitch met het Lamoureux-orkest bezit en geen verdere 'actie' heeft ondernomen mag zich - de ouderdom van de uitgave ten spijt - nog steeds gelukkig prijzen, al is er op historiserend gebied in de laatste halve eeuw wel zo het een en ander gebeurd. Winst is er wel in de 'opvuller': Rameau's orkestsuite uit Hippolyte et Aricie, de eerste opera van Jean-Philppe Rameau (Berlioz was een groot bewonderaar van zijn muziek), hoewel ook in deze uitvoering het traditionele element overheerst (het is ook een 'gewoon' symfonieorkest en niet een in de Franse barokretorica gespecialiseerd ensemble dat hier aan het werk is, wat voor de dirigent trouwens in niet mindere mate geldt). Laat het gezegd zijn dat dit niet de zo contrastrijke 'Rameau-stijl' is van wijlen Frans Brüggen en 'zijn' Orkest van de Achttiende Eeuw. index |
|