CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2022 |
'Wanneer in moderne werken de harmonische mogelijkheden zoals haxatoniek en chromatiek niet incidenteel, maar uitsluitend worden aangewend, wordt de relatie tot de grondtoon (tonica) als storende asymmetrie ervaren'. Aldus Arnold Schönberg in wat op het gebied van de muziektheorie als zijn standaardwerk wordt beschouwd: het in 1911 gepubliceerde Harmonielehre. Zijn ijverige leerling Alban Berg zal het hebben ingedronken; en natuurlijk paste hij het in zijn eigen werk veelvuldig toe. Al was hij anders dan zijn begaafde en bevlogen leraar wel de componist die Schönbergs nieuwe Tonsprache ondergeschikt maakte aan zijn exploratie van het (boven)zinnelijke, met daarin een belangrijke plaats voor de menselijke psyche. De daaruit losgewoelde krachten zouden uiteindelijk hun weg vinden in onder meer zijn twee opera's: Wozzeck, Lulu. Beide vormden en passant het fenomenale muzikale antwoord op de door Schönberg zozeer verfoeide materialistische en oppervlakkige façade van het Weense establishment rond het fin-de-siècle. Dat Berg zich nog als zeer talentvolle student van Schönberg (hij was bij hem van 1904 tot 1908 in de leer) tot het kunstlied wendde was zo vreemd niet. Ten eerste paste het genre ook in de eerste decennia van de twintigste eeuw nog steeds uitstekend in zich snel ontwikkelende verschillende nieuwe stromingen en ten tweede leende het zich dankzij zijn kleinschalige vorm even onbetwist voor het experiment. Berg schreef er toen maar liefst 55, waarvan er zeven, de zogenaamde Frühe Lieder, eerst in 1928 werden gepubliceerd. Ze zijn zowel overgeleverd in een orkestversie als in de zetting voor piano, met in beide versies uiteraard de sopraan (al was eerst nog sprake van 'Mittelstimme') in de hoofdrol. Ze maken evengoed deel uit van de Laatromantiek (Die Nachtigall!) als bijvoorbeeld de liederen van Richard Strauss, die voor Berg duidelijk een inspiratiebron zijn geweest, al zijn er ook niet mis te verstane reminiscenties aan het liedoeuvre van Richard Wagner, Hugo Wolf en Gustav Mahler. In het openingslied, Nacht, komt zelfs de harmonische textuur van Debussy in beeld, wat eens te meer aantoont dat Berg in deze scheppingsfase nog duidelijk op zoek was naar een echt eigen stem. We zijn met deze zeven liederen daarom nog 'even' verwijderd van wat zich later allemaal nog zou gaan ontvouwen, al vinden we in het slotlied, Sommertage, reeds flarden van Schönbergs in al zijn tonale voegen hevig krakende Kammersinfonie op. 9. Het draait in deze zeven liederen om afwisselend subtiele en gepassioneerde sfeerschilderingen waarbij met name de geraffineerd toegepaste kleuringsaccenten de belangrijkste weg wijzen naar een geslaagde vertolking. Hetzelfde kan worden gezegd van de (eveneens zeven) liederen van de Zwitserse componist Jean-Luc Darbellay (1946; waarvan ik vermoed dat Noëlle-Anne (1980), de violiste die deel uitmaakt van het Orion Ensemble, zijn dochter is), die voor het eerst nu op cd verschijnen. Ook Mahlers dieptragische Kindertotenlieder lenen zij feilloos voor deze 'kleurrijke' benadering. De Zwitserse sopraan Lisa Tatin heeft mij met haar bijzonder fraaie vocalistiek en inbeelding volkomen voor haar ravissante zangkunst gewonnen, terwijl de begeleiding door het eveneens Zwitserse Ensemble Orion er naadloos bij aansluit. Daar komt bij dat de Sept poèmes romands (voor sopraan en strijktrio) voor mij als regelrechte 'ear-opener' fungeerden: de zeven liederen zijn met groot raffinement geconcipieerd (de teksten stammen van de uit Waadtland afkomstige lyricus François Rossel), en het muzikale discours weerspiegelt op overtuigende wijze de in de tekst opgeroepen beelden van liefde en verlies, nacht, droom en natuur. Het werk dateert van 1986, dus bijna zestig jaar na het verschijnen van Bergs Sieben frühe Lieder, maar afgezien van de merendeels gedeelde dichterlijke thematiek zijn ook de muzikale overeenkomsten tussen de beide werken treffend. Ook dit is een aspect dat door Tatin en het Orion zeer stijlvol over het voetlicht wordt gebracht. De sopraan beweegt zich als een veelzijdige kameleon schijnbaar moeiteloos door dit sterk contrasterende programma. Haar interpretatieve gaven deden mij aan die van Juliane Banse denken, bepaald geen gering compliment. De opname heeft het soort ruimtelijkheid die met name de zangstem enigszins bevoordeelt, wat ongetwijfeld te maken heeft met de akoestiek van de Michaelskirche in het Zwitserse Meiningen. Ik heb het dankzij de gerealiseerde helderheid evenwel niet als storend ervaren. In het cd-boekje zijn de gezongen teksten uitsluitend in hun originele taal (Duits en Frans) afgedrukt. index |
|