CD-recensie

 

© 1999 Aart van der Wal

 

Berg: Sieben frühe Lieder (1907) - Drei Stücke aus der Lyrischen Suite fur Streichorchester (1928) - Altenberg-Lieder (1912) - Drei Orchesterstücke op. 6 (1914)

Brigitte Balleys (sopraan), Deutsches Symphonie-Orchester Berlin (RSO) o.l.v. Vladimir Ashkenazy.

Decca 436567-2 • 67' •


Arnold Schönberg presenteert in zijn Harmonielehre (1911) zijn geloofsbrieven: "Wanneer in moderne werken de harmonische mogelijkheden zoals hexatoniek en chromatiek niet incidenteel, maar uitsluitend worden aangewend, wordt de relatie tot de grondtoon (tonica) als storende asymmetrie ervaren." Zijn zeer toegewijde leerling Alban Berg was niet alleen een vurig pleitbezorger van de daaraan verbonden pantonaliteit (atonaliteit dekt hier de lading niet), maar ging nog een beduidende stap verder door de nieuwe Tonsprache ondergeschikt te maken aan zijn zoektocht naar het hogere, het zinnelijke, de menselijke psyche. De daaruit losgewoelde krachten zouden uiteindelijk uitmonden in Wozzeck en Lulu en waren tevens het antwoord op de materialistische façade van het Weense establishment in het fin-de-siècle. Tijdens zijn studie bij Schönberg (1904-1908) componeerde Berg 55 liederen, waarvan er zeven (frühe Lieder) in 1928 worden gepubliceerd, zowel met orkest- als met pianobegeleiding. Balleys en Ashkenazy hebben zeker affiniteit met dit idioom en tonen feilloos aan dat Berg hier op het breekpunt tussen hoogromantiek en pantonaliteit is aanbeland: in Die Nachtigall is het Richard Strauss die nog over Bergs schouder meekijkt, in Sommertage duikt Schönbergs al in zijn tonale voegen krakende Kammersymphonie op. 9 op. De Drei Lyrische Stücke zijn een bewerking uit 1928 van de voor het strijkkwartet geschreven Lyrische Suite. Hoogtepunt in deze gloedvolle vertolking van Bergs eerste werk in twaaltoonstechniek is het intens gespeelde, in canon geconcipieerde slotdeel (adagio appassionato), inclusief citaten uit Zemlinsky's Lyrische Symphonie. De grootschalig georkestreerde, maar kamermuzikaal gehouden Altenberg-Liederen ontberen enigszins de nerveuze spanning die Price/Abbado (DG) erin wisten to leggen. De duidelijk op Mahlers Zesde en Negende geinspireerde Drie Orchesterstücke missen hun hallucinerende uitwerking niet: de uit hun beschaafde voegen getrokken Ländler en walsen (Reigen, Marsch) roepen ook in deze vertolking een sfeer van uiterste vervreemding op. Al moet worden gezegd dat Von Karajan en Abbado (DG) de beide delen nog scherper neerzetten, mede dankzij de nog beter gedifferentieerde opname. Präludium is gevat in een zeldzame combinatie van doorzichtigheid en hechtheid. Het onoverzichtelijke cd-boekje zwijgt in alle talen over de zangsoliste.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links