CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2017
|
Alle goede bedoelingen ten spijt blijft het een dubieuze kwestie: de omzetting van het klassieke strijkkwartet naar strijkorkest. Want hoe het ook wordt gewend of gekeerd, het stuk in kwestie wordt uit zijn oorspronkelijke voegen getrokken. Ik beweer niet dat het een hype is, maar wel verschijnen er steeds meer bewerkingen die een symfonie 'kleineren' of een kamermuziekwerk 'vergroten'. Ik laat de argumenten die daarvoor in stelling worden gebracht maar voor wat ze waard zijn en merk in dit verband slechts op dat anders dan vroeger dergelijke arrangementen geen maatschappelijk nut hebben. De muziek in haar originele vorm kan overal en zelfs op ieder tijdstip (cd, lp, dvd, band, streaming) worden beluisterd. Beperkingen zijn er dienaangaande niet meer. Natuurlijk zag Mahler de symfonische proporties van Beethovens 'Quartetto Serioso' op. 95. Zoals hij die ook zag in Schuberts strijkkwartet D 810 'Der Tod und das Mädchen'. Zoals ook Beethovens 'late' strijkkwartet in cis, op. 131 door vrijwel iedereen als een breed opgezet en uitgewerkt opus wordt beschouwd. Waarbij dan gelijk de vraag opduikt wat door dergelijke bewerkingen wordt verloren en wat wordt gewonnen. Het verlies schuilt in de veel minder fijnzinnige textuur van het strijkorkest (ook dat van bescheiden afmetingen). Dat geldt zowel voor het melodische, het harmonische als het dynamische verloop. Bovendien gaat de intimiteit van het strijkkwartet onherroepelijk verloren. Het is allemaal in de natuur der dingen. Wat wordt gewonnen is voor sommigen meer aansprekend idioom (een strijkorkest is nu eenmaal geen strijkkwartet), de monumentale(r) klank, misschien ook de visuele uitstraling, maar in ieder geval de suggestie van grotere toegankelijkheid. Het idee ook dat het strijkkwartet niet bedoeld is voor het grote publiek maar slechts voor een kleine groep connaisseurs (of kenners, zo u wilt). Onzin natuurlijk, maar menigeen huldigt die opvatting wel. Dit gezegd hebbende laat het orkest uit de Franse Auvergne horen dat het uit het goede hout is gesneden, al blijft in het cis-moll kwartet de nog grotere spelverfijning van de Wiener Philharmoniker onder Leonard Bernstein ondanks de grotere bezetting een klasse apart. Waar dan weer tegenover staat dat Bernsteins exuberantie bij Veses ontbreekt en daardoor de uitvoering een meer klassieke' uitstraling heeft. Ook overmatige expressie heeft een duidelijke prijs. index |
|