![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2016
|
De wereld is in de afgelopen decennia overstroomd met opnamen van Beethoven-sonates, zowel in de vorm van losse uitgaven als van complete cycli. Daar komt nog bij dat wat tot in de jaren tachtig relatief duur was, nu voor een habbekrats te koop is. Het is nog net niet voor een appel en een ei, maar misschien gaan we dat ook nog eens meemaken. Wat alweer lang geleden door het Kruidvat in gang is gezet is geleidelijk aan tot vrijwel alle platenlabels doorgedrongen. Zelfs prestigieuze labels als Deutsche Grammophon en Decca (dat ook opnamen van het ter ziele gegane Philips Classics uitbrengt) laten zich daarin niet onbetuigd: de ene na de andere 'bulkuitgave' wordt op de markt gebracht. Het is een recyclingproces dat voor degenen die er jaren geleden hun duur verdiende centjes in hebben geïnvesteerd, alleen maar gemengde gevoelens kan oproepen maar voor de pas beginnende verzamelaar alleen maar prettig uitpakt. Voor hem is het in ieder geval een buitenkansje, de complete Pollini of zelfs de complete Mozart voor een schijntje van de oorspronkelijke prijs. Maar het wordt zo wel lastig kiezen, want ieder bekend label had in het verleden wel een artiestenstal van grote naam en faam waarvan de opnamen nu voor de zoveelste maal op de markt worden gebracht. Wel of niet digitaal opgeknapt, maar onveranderlijk in een andere verpakking, wat de verwarring er niet minder op maakt. Omdat het zo goedkoop is geworden, kan de consument ruimhartiger te werk gaan en van bijvoorbeeld de Beethoven-symfonieën, viool-, cello- en pianosonates meerdere complete uitvoeringen aanschaffen. Voor die paar euro's meer is het leuk vergelijken en bovendien steek je er nog wat van op. Dan zijn er ook nog de 'muziekdiensten' zoals Spotify (rijk gesorteerd, wel mindere geluidskwaliteit) en Qobuz (minder rijk gesorteerd, wel betere geluidskwaliteit maar ook weer duurder dan Spotify) die menig klassieke-muziekliefhebber in het hart heeft gesloten. 'Muziek uit de muur' is heel gewoon geworden, zij het dat er wel een (andere) prijs voor moet worden betaald: die van de zapcultuur. Ik zie dat in mijn omgeving: men luistert een symfonie of pianoconcert niet eens meer uit, maar wisselt tussentijds van de ene uitvoering naar de andere. Er zit veel te weinig rust in deze manier van muziek beluisteren. Een popnummer is er misschien nog wel enigszins tegen bestand, maar voor de klassieke muziek is dit ronduit (ver)moordend. Eduardo del Pueyo
Hoewel afkomstig uit het Spaanse Aragon woonde hij het grootste deel van zijn leven in Brussel, waar hij les gaf aan het Koninklijk Conservatorium. Bekender werd hij door zijn vele optredens als pianist in zowel recitals als soloconcerten. Zijn technische en interpretatieve gaven stelden hem in staat om met de beste orkesten en dirigenten te werken, terwijl hij als pianodocent door zijn leerlingen op handen werd gedragen. Zelf had hij in zijn jonge jaren het studeren bij grote pianisten bijkans afgezworen en wilde hij alleen nog iets leren van componisten. Zo studeerde hij ijverig bij Raoul Laparra en Amadeo de Montrichard. Dergelijke studies pasten in zijn opvatting dat een musicus een partituur pas goed kon doorzien als hij eerst zelf langdurig compositie had gestudeerd. Ik denk niet dat de meeste musici die mening nu nog zullen onderschrijven, maar een feit is wel dat zijn Beethoven-interpretaties een duidelijk herscheppend karakter hebben; al heeft dat mogelijk ook iets te maken met zijn pedagogische kwaliteiten. In eerste instantie baseerde hij zijn lessen op de techniek die Marie Jaëll rechtstreeks van Liszt had meegekregen, maar naarmate zijn eigen pedagogische inzichten groeiden, paste hij die zelf ook toe. Zijn leerlingen waren hem er dankbaar voor. Velen van hen die hij onder zijn hoede had behaalden grote successen op het concertpodium. Onder hen Alwin Bär, Fred Oldenburg en Geoffrey Douglas Madge. Het is doorgaans hachelijk om musici het stempel van het een of andere specialisme op te drukken, maar een feit is wel dat Del Pueyo zich onderscheidde door zijn uitermate kleurrijke spel in de muziek van Franse en Spaanse bodem, met vooraan de drie componisten die hem zeer na aan het hart lagen: Debussy, Albéniz en Granados. In Beethoven was zijn grote kracht de aandacht voor het detail met behoud van de grote lijn, de minutieus uitgewerkte articulatie, de intuïtieve agogiek, de subliem uitgewerkte dynamiek en zijn tempi die staan als een huis. Er wordt geen seconde gesjoemeld, iedere noot is weliswaar overdacht maar zonder concessies aan de spontaniteit. Typerend voor zijn pianostijl is ook dat deze het soms improviserende karakter van Beethovens avontuurlijke exploraties, met name in de latere sonates, zo effectvol onderstreept. Daarnaast is er bij Del Pueyo altijd sprake van een hecht samenspel tussen linker- en rechterhand, dialogiserend en menigmaal verrassend (terwijl het toch als zodanig in de partituur staat of minstens daaruit kan worden opgemaakt). Del Pueyo behoort tot de grotere Beethoven-vertolkers. De lijst is lang en gevarieerd, met alle daaraan inherente plussen en minnen, te beginnen bij Artur Schnabel (in de jaren dertig van de vorige eeuw) en zo ongeveer eindigend bij Paul Lewis nu. Ik heb het aantal pianisten dat tot de canon mag worden gerekend niet eens willen tellen. Ik noem in willekeurige volgorde, wel of niet met een complete cyclus, slechts Kempff, Gilels, Arrau, Brendel, Goode, Solomon en Gulda, naast de reeds genoemde Schnabel en Lewis. Waar het bij deze hoorn des overvloeds uiteindelijk om gaat is in hoeverre een pianist nieuwe inzichten weet te openbaren. Wat dit betreft zult u in Eduardo del Pueyo niet teleurgesteld worden. En dan te bedenken dat deze pianist een uitgesproken hekel had aan de studio! Wat hier klinkt is zo fris als dauw, energiek en lyrisch, expressief en met een sterk ontwikkeld gevoel voor vorm en structuur. Tot mijn niet geringe verbazing klinken deze opnamen werkelijk als een klok. Ik weet niet of er digitaal opknapwerk aan te pas is gekomen, maar het resultaat is werkelijk boven verwachting. De uitgave verscheen oorspronkelijk op 14 elpees (Pavane ADV 7071/84), maar de geluidskwaliteit ervan herinner ik mij niet meer. Relevant is het overigens niet, want we hebben nu dezelfde uitgave, maar dan op cd. Wat er niet op vooruit is gegaan is de verpakking: de plastic hoesjes waarin de cd's zijn gestoken vind ik regelrechte aermoe. Op cd's horen geen vette vingers maar die komen er onherroepelijk door deze krakkemikkige manier van verpakken in dat aalgladde plastic. De toelichting is wel uitstekend, al ontbreken de precieze opnamedata en de locatie(s). En natuurlijk is de Pianosonate op. 31 nr. 3 niet in es-klein maar in Es-groot geschreven; en de 'Appassionata' niet in F-groot maar in f-klein. Slordig, zoals het ook slordig is om alle metadata weg te laten. _______________________ index |
|