CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2014

 

   

Beethoven: Missa Solemnis in D, op. 123

Lucy Crowe (sopraan), Jennifer Johnson (mezzosopraan), James Gilchrist (tenor), Matthew Rose (bas), Monteverdi Choir, Orchestre Révolutionnaire et Romantique o.l.v. John Eliot Gardiner

Soli Deo Gloria SDG 718 • 70' •

Live-opname: 17 oktober 2012, Barbican Centre, Londen


"Von Herzen - möge es zu Herzen gehen!" schreef Beethoven bovenaan de eerste partituurpagina van zijn in 1823 voltooide tweede Mis in D, op. 123 (de door prins Nikolaus Esterházy bestelde, kleinschaliger opgezette eerste Mis in C, op. 86 dateert uit 1807).

De titelpagina van de Missa Solemnis in Beethovens handschrift

Achtergrond
In 1819 toonde Beethoven zich in zijn brief aan zijn leerling aartshertog Rudolph nog optimistisch over zijn plan: "Der Tag, wo ein Hochamt von Mir zu den Fejerlichkeiten für I.K.H. soll aufgeführt werden, wird für mich der schönste meines Lebens sejn, u. Gott wird mich erleuchten, dass meine schwachen Kräfte zur Verherrlichung dieses Fejerlichen Tages bejtragen."
Rudolph zou een jaar later, op 19 maart 1820, als aartsbisschop van het Moravische Olmütz worden geïnstalleerd, maar de compositie, een spontaan gelegenheidswerk, vorderde slechts langzaam. In ieder geval mag de voorzichtige conclusie wel worden getrokken dat Beethoven in 1819 nog niet kon bevroeden dat de Missa langzaam maar zeker zou uitgroeien tot een zowel naar concept als afmetingen reusachtig werk. Schindler bericht: "Gleich bei Beginn dieser neuen Arbeit schien sein [Beethovens] ganzes Wesen eine andere Gestalt angenommen zu habe, welche besonders seine älteren Freunde wahrnahmen, und ich muss gestehen, dass ich Beethoven niemals vor- und niemals nach jener Zeit mehr in einem solchen Zustande absoluter Erdenentrücktheit gesehen habe, als dies vorzüglich im Jahre 1819 mit ihm der Fall gewesen." In de Konversationshefte vinden we ontwerpschetsen voor de Missa tussen aantekeningen van huishoudelijke aard.
Eerst op 19 maart 1823, op de kop af drie jaar na de inhuldiging, zond Beethoven aan Rudolph een kopie van de gereed gekomen Missa. Enige maanden later bood de componist het werk aan niet minder dan tien Europese hoven aan voor de prijs van 50 dukaten. De eerste complete uitvoering vond plaats in Sint-Petersburg op 24 maart 1824. Twee maanden later werden in Wenen alleen het Kyrie, Credo en Agnus Dei uitgevoerd. Pas in 1845 zouden in Wenen alle delen ten gehore worden gebracht, bijna achttien jaar na het overlijden van de componist.

Uit brieven en gesprekken blijkt duidelijk dat Beethoven de Missa als zijn grootste werk beschouwde, en dat hij ter voorbereiding ervan veel energie heeft gestoken in de bestudering van het liturgische proces, oude kerktoonsoorten en gezangen.

Beethovens ontwerpschets voor de slotfuga van het Credo: "...et vitam venturi saeculi"

Hoewel hij de gebruikelijk liturgie in de Missa strikt volgt, lijkt het werk toch vooral die zo menselijke behoefte aan innerlijke vrede en rust uit te stralen, waarbij strekking en betekenis van Beethovens religiositeit niet zo gemakkelijk te duiden zijn. Een notitie werpt misschien enig licht op het in dit reusachtige werk opgetaste gedachtegoed: "ein kleiner Hof, eine kleine Kapelle, von mir in ihr der Gesang geschrieben, aufgeführt, zur Ehre des Allmächtigen, des Ewigen, Unendlichen."

De Missa straalt een diepe ernst uit, wat al blijkt aan het prille begin, met de aanwijzing 'mit Andacht'. Het lijkt op een uiteindelijk volbrachte, zeer persoonlijk getinte zoektocht naar innerlijke vrede en rust, waarin grote dynamische contrasten (Gloria en Credo) niet worden geschuwd, en zelfs het militaire oproer kracht bijzet aan de roep om vrede in het Dona nobis pacem in het afsluitende Agnus Dei. Het is duidelijk dat Beethoven in zijn visionaire gedachten niet of nauwelijks rekening hield met de mogelijkheden van de menselijke stem: zowel van de solisten als van het koor wordt de uiterste virtuositeit verwacht (de gigantische fuga in het Gloria wordt om die reden alom gevreesd). Zeker als Beethovens metronoom-aanduidingen serieus worden genomen is het vrijwel onmogelijk om 'heelhuids' de eindstreep te halen.

Religieus testament
"Von Herzen - möge es zu Herzen gehen!" schreef Beethoven boven de partituur. Het lijkt meer dan slechts een humanistisch gebaar: Beethovens wens om ons deelgenoot te maken van zijn geloof, zoals hij dit bijna massief, als uit graniet gehouwen, in het Credo laat doorklinken. Maar er is meer: 'mit Andacht', 'Bitte um außere und innere Frieden', aanduidingen die geen enkel misverstand laten bestaan over het discours dat Beethoven met deze mis is ingeslagen.

Ik heb het weleens eerder gezegd: het is in principe mogelijk om dit werk zonder religieuze gevoelens uit te voeren en te ondergaan, hoewel het toch uiteindelijk het geloof was dat Beethoven tot deze hoogste vorm van esthetica aanspoorde. Sterker nog, het ontstaan van de mis is anders ondenkbaar. Wie in de rol van musicus de achtergronden van het werk goed kent en gelooft in de Latijnse mistekst kan er mogelijk een duidelijk voelbare muzikale dimensie aan toevoegen; waarbij ik tevens aanteken dat zeker een werk als dit algauw ten prooi kan vallen aan sentimenten die buiten de partituur liggen, hoezeer dit magnum opus ook naar het hart van de toehoorders moet stromen.

Oud en Nieuw
Menigeen zal Gardiners vorige opname in de kast hebben gestaan: de alom bejubelde uitgave van Archiv-Produktion, opgenomen in 1989 en uitgebracht in 1990, eveneens met het Monteverdi Choir, maar met een ander orkest: de 'English Baroque Soloists' en met andere solisten. De eerste vraag die dan opdoemt is: zijn er belangrijke verschillen tussen de beide uitvoeringen aan te wijzen? Het blijft voor Gardiner dat hij een standvastige visie op het werk etaleert, wat overigens zo vreemd niet is: hij staat erom bekend dat hij nooit over een nacht ijs gaat, zich de materie tot in de kleinste details eigen maakt, een enorme partituurkennis heeft en bovenal zelf musicologisch onderzoek doet naar de bron van alle dingen: het manuscript, de correcties voor de eerste druk, de toen gedrukte orkestpartijen en de kritieken van Beethovens tijdgenoten. Het begrip 'Urtext' moet dus in dit licht worden bezien. Wat de tempoverschillen betreft: in de 'oude' uitvoering zijn het Kyrie en het Credo ieder zo'n halve minuut en het Gloria bijna een hele minuut langer. Het Sanctus is in de ' oude' uitvoering twintig seconden langer, het Agnus Dei is in beide uitvoeringen tot op de seconde gelijk.

Voor Archiv maakte Gardiner een studio-opname, op zijn eigen label Soli Deo Gloria is sprake van een live-uitvoering. Het pleit weer voor zijn kijk op deze complexe partituur dat Gardiners bevlogenheid daar niet van afhangt: zowel in de studio als op het concertpodium toont hij zich een interpreet van het hoogst denkbare niveau, die anders dan zijn niet minder grote collega Nikolaus Harnoncourt - het kan verkeren - dichter bij de aarde blijft, het devote karakter van het werk niet extra onderstreept. Hemels bij Harnoncourt, energiek bij Gardiner, wat evenwel niet betekent dat de grote retrospectieve momenten (Et incarnatus est) in de Londense uitvoering er niet zouden zijn, maar om nog even bij het Credo te blijven: Wat zeker ook helpt is het 'authentieke' instrumentarium dat - net als toen in 1989 - aanmerkelijk pittiger, pregnanter klinkt dan bijvoorbeeld het 'romige' KCO onder Harnoncourt. Maar het is niet alleen een kwestie van klank, maar ook van benadering. Bij Harnoncourt is de energie naar binnen gekeerd, bij Gardiner naar buiten. Dat levert een andere geladen intensiteit op. Zo ken ik geen uitvoering waarin zoveel gloed als precisie samengaan (Gloria), altviolen en celli zo indringend het voortouw mogen nemen (Sanctus), de lage strijkers bijna mogen dansen (Agnus Dei) en het symfonisch concept voortdurend zo dominant is. Een concept overigens dat niet alleen in alle geledingen van het orkest door, maar ook in de rol van de solisten en van het koor. Het roept herinneringen op aan de grootse visie van Otto Klemperer die met 'zijn' Missa Solemnis op EMI een van de grootste prestaties uit zijn gehele discografische carrière neerzette. En als ik mijn voorkeur voor het solistenteam mag uitspreken: Janowitz, Ludwig, Wunderlich en Berry (onder Karajan) blijven mijn favoriet, authentiek of niet. Een zangersparadijs...

Barbican Hall vind ik - het spijt me het te moeten zeggen - een akoestische minkukel, waar later nog wel aan is gedokterd, maar wat geen echt bevredigende oplossing heeft opgeleverd. Je zou toch zeggen dat dit het eerste is waar het in een concertzaal omgaat: een goede akoestiek. Maar helaas, in Londen moet dat moet een lantaarntje worden gezocht, al zijn er kleine(re) zalen zoals Wigmore Hall. De SDG-opname weerspiegelt de akoestische beperkingen van het Barbican ook, maar toch minder dan ik had verwacht, al valt de verstaanbaarheid van het koor bepaald tegen. Of er achteraf nog aan is gesleuteld weet ik niet, maar het zou me niet verbazen.

Alles afwegende blijft Gardiners 'oude' Archiv-opname mijn favoriet, terwijl de vertolking door de bank genomen meer rust uitstraalt. Ook daarin duidelijk het 'aardse' karakter (ik wees al op de bestendigheid van Gardiners kijk op deze partituur), maar het momentum lijkt ook wat groter door een grotere akoestische ruimtewerking. Wie de 'oude' Archive-opname in de kast heeft staan hoeft dus zeker niet in sneltreinvaart de (virtuele) winkel op te zoeken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links