CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2010

 

 

Beethoven: de vijf pianoconcerten

nr. 1 in C, op. 15 - nr. 2 in Bes, op. 19 - nr. 3 in c, op. 37 - nr. 4 in G, op. 58 - nr. 5 in Es, op. 73 (Keizersconcert).

Paul Lewis (piano),
BBC Symphony Orchestra o.l.v. Jirí Belohlávek.

Harmonia Mundi HMC 902053.55 • 2.56' • (3 cd's)

 


Wie tijdens de afgelopen BBC Proms in Londen Paul Lewis' integrale vertolking van Beethovens vijf pianoconcerten heeft meebeleefd was niet alleen getuige van een van die zeldzame hoogtepunten van deze prestigieuze, door Henry Wood gestichte concertreeks maar heeft men ook kunnen ervaren hoezeer Lewis zijn fenomenale pianistiek geheel ten dienste stelt van de muziek zelf. Geen maniertjes, geen ijdeltuiterij, geen onnodig uitgesponnen fraseringen, geen overdreven dynamiek, maar vooral geen opgelegd pandoer. In de simpelst denkbare termen: er was een groot kunstenaar aan het woord, punt uit. Deze uitvoeringen leverden nog eens uitdrukkelijk de bevestiging van Lewis' meesterschap als Beethoven-interpreet, op het podium.van de nu vrijwel doodstille Royal Albert Hall. In de vraaggesprekken met Katie Derham gaf Lewis geïnspireerd zijn visie op de vijf pianoconcerten en liet hij er bovenal geen enkele twijfel over bestaan hoezeer Beethoven en diens muziek hem aan zijn muzikale hart gebakken waren. Wie als uitvoerend musicus zo over Beethoven spreekt schept hoge verwachtingen... Maar Lewis loste ze een voor een in, met zeldzame autoriteit.

Dat geweldige spel horen we op deze drie cd's terug, maar nu in een heel wat betere geluidskwaliteit dan de BBC ons toen wist voor te schotelen; en gelukkig zonder de soms storende bijgeluiden die nu eenmaal bij dergelijke live-optredens onvermijdelijk zijn. Zeker in de Royal Albert Hall, die niet alleen een nogal ruimhartige akoestiek heeft maar die bovendien tot aan de nok was gevuld met muziekminnaars.

Betekent dat in dit geval dat 'the heat of the moment' minder sterk of helemaal niet in de studio-opnamen te vinden is? Het publiek vormt immers vaak een extra inspirerende factor, en zeker een publiek dat zich muisstil weet te houden. Iedere musicus herkent de in de zaal hangende concentratie op slag en is hij zich bewust van het belangrijke communicatieve aspect ervan. Maar nee, het lijkt wel alsof het Lewis niets uitmaakt waar hij speelt, alsof het podium en de studio hem even dierbaar zijn. Wat er in ieder geval torenhoog boven uitsteekt is zijn grote affiniteit met Beethovens muziek. Dat wisten we al van zijn vertolking van alle 32 Beethoven-sonates, wat in deze vijf pianoconcerten nog eens uitdrukkelijk wordt bevestigd. Het is, denk ik, voor iedereen wel duidelijk: Lewis voelt zich in Beethovens retoriek als een vis in het water. We worden beloond met een volkomen natuurlijke, verfrissende en in zekere zin bijna vanzelfsprekende vorm van musiceren die drie uur lang werkelijk geen moment de wenkbrauwen doet fronsen. Er rees in ieder geval bij mij geen seconde van twijfel over Lewis' visie op 'zijn' Beethoven; en daarmee - ik zeg het in alle bescheidenheid - 'onze' Beethoven. Bij Lewis valt er van alles te beleven, toont hij zich een ware meester in de uitwerking van details en laat hij onverbloemd al datgene horen dat bij veel van zijn collega's niet of nauwelijks aan bod komt. In zijn spel ontbreekt het nooit, ècht nooit, aan de fijngeslepen ritmische figuren, de scherpe articulatie, de plastische fraseringen, het fraai afgemeten, zo niet ingenieuze pedaalgebruik, de al even fraai afgewogen rubati (zeker, het tempo mag een fractie worden verlaagd om een extra expressieve 'statement' te maken - muziek is immers geen boekhouden!). Dan is er - al even vanzelfsprekend waar het Lewis betreft - het getoonde meesterlijk inzicht in zowel de horizontale als de verticale structuur (daar horen ook de gekozen tempi uitdrukkelijk bij!). Het heeft alles te maken met Lewis' feilloze gevoel voor proportie, misschien voor hem wel het belangrijkste kompas waarop hij wil koersen. Een niet minder sterk punt in deze uitvoeringen zijn de sforzandi in de hoekdelen die als springplank dienen voor het voorwaarts gerichte momentum, en dan met name in de rondo's van op.15 en op. 19. Die eerste twee concerten hebben onder Lewis' handen duidelijk iets haydnesk, maar ook elders in de serie treft het spirituele elan waarin ze zijn gegoten. Dan zijn er de imposant uitgesponnen maar nooit langdradige langzame middendelen waarin Beethoven ons de poëtische vergezichten onthuld die zo mijlenver afstaan van zijn nogal ruw geharnaste levensstijl zoals die in de vele biografieën en geschriften is opgetekend en die we ook uit zijn correspondentie en 'Konversationshefte' kennen.

Dat Lewis en Belohlávek hebben gekozen voor een nogal lichtvoetige aanpak lijkt me evident en terecht, al is het geen kwestie van zwart of wit. Zo wordt in het openingsdeel van het Vierde concert al vanaf de solo-inzet van de piano ruim baan gemaakt voor het contemplatieve element en is in het Vijfde concert sprake van het ideale evenwicht tussen symfonische grandeur en intense lyriek. Het in al zijn vezels spetterende slotdeel (indrukwekkend trouwens hoe Lewis in het voorafgaande Adagio de transitie van vijf kruizen naar drie mollen voorbereidt) lijkt zelfs vooruit te lopen op de finale van de Zevende symfonie!

Alles bij elkaar genomen zijn deze uitvoeringen doordesemd van een frisheid die exemplarisch is, nergens 'over the top' gaat en geen seconde verveelt. Daar komt dan nog bij dat Lewis als geen ander de kunst verstaat om ogenschijnlijk te improviseren, als het ware een vertolking neer te zetten die de indruk vestigt zomaar spontaan te zijn ontstaan en waarbij ondanks dat alles perfect op zijn plaats valt. Waar anderen er nog wel eens een muzikaal vormgegeven dissertatie van willen maken is Lewis toch allereerst de pianist die de uiterst inspirerende vorm van artistieke vrijheid aan de dag legt om daarmee deze partituren met een nieuw elan te verkennen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn grote leermeester Alfred Brendel is hij minder academisch, zo u wilt speelser, sprankelender, fantasierijker en durft hij ook meer. Alsof Brendel coûte que coûte wilde vasthouden aan een voorstelling die hij al lang van tevoren has uitgedokter Brendel, de boekhouder van Beethoven, inderdaad.

Lewis daarentegen presenteert ons deze vijf concerten met veel creatief aplomb als nieuw, bruisend als champagne en schitterend qua e afwerking, zo maar, 'aus einem Guss'. Hiernaar terugkeren is een feest en zal dat waarschijnlijk blijven, met uiteraard de mogelijkheid om daarbij weer nieuwe inzichten op te doen. Het is alsof Lewis in deze concerten mét Beethoven steeds hoger wil reiken, zich zelf steeds opnieuw nieuwe grenzen stelt. Zijn interpretaties houden op imposante wijze gelijke tred met Beethovens formidable ontwikkeling. Zo staan we in op. 15 dichter bij de sonates op. 2 en in op. 58 bij de grote 'Waldstein'. Heel knap hoe Lewis in dat Vierde pianoconcert een nieuw expressief domein perfect gedoseerd weet te ontsluiten, precies zoals we dat ook van zijn vertolking van de 'Waldstein' kennen. Niet alles tegelijk op het bord, maar gestaag naar de top van de Parnassus toewerkend. Lewis is ook de pianist die samen met Belohlávek aantoont dat het essentiële verschil tussen het Eerste en Tweede pianoconcert niet in de instrumentatie maar in de melodische en harmonische behandeling is gelegen. Ik ken geen uitvoering die nóg overtuigender laat horen dat het Tweede toch echt vóór het Eerste pianoconcert ontstond.

Men kan het jammer vinden dat Lewis niet zelf de cadensen bij de pianoconcerten heeft geschreven (het boekje zwijgt daarover in alle talen), want dat had het unieke karakter van deze uitvoeringen nog eens dubbel en dwars onderstreept. Nu moeten we het met Beethovens eigen - overigens geniale! - cadensen doen, die Lewis met veel statuur en soms bijna overdonderend over het voetlicht brengt. Daar zijn cadensen ook voor bedoeld: niet als een vingeroefening pur sang, maar om de solist de gelegenheid te geven volop te schitteren, met de aandacht volledig op hem gevestigd. Maar laat ik hier vooral toch de 'begeleidende' rol van het BBC Symphony Orchestra onder leiding van Jirí Belohlávek in deze concerten nog eens uitdrukkelijk naar voren halen. Belohláveks directie onderstreept nog eens uitdrukkelijk het belang van de waarde van de vaste dirigent voor de ontwikkeling van de klankcultuur in het orkest. Toen Leonard Slatkin in 2000 aantrad als chef-dirigent van het BBC Symphony was er wel het een ander te doen en te verbeteren, maar gezegd moet worden dat het toch Belohlávek is geweest die de klankkwaliteit van het ensemble naar een hoorbaar hoger niveau heeft getild. Van 1995 tot 2000 nog de eerste gastdirigent, werd de Tsjech in februari 2005 met ingang van het seizoen 2006/07 benoemd tot chef, de inmiddels twaalfde van het orkest. Hij dirigeerde zijn eerste Last Night of the Proms in 2007, toen de eerste dirigent tijdens deze 'oermanifestatie' die nu eens niet het Engels als moedertaal had! Dit jaar dirigeerde Belohlávek wederom de Last Night en, zoals we allemaal hebben kunnen zien, met groot succes.

In deze concerten laten orkest en dirigent zich van hun beste kant horen, met uiterst verzorgd en stijlvol orkestspel dat het spel van Lewis als een handschoen past. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat Lewis en Belohlávek tijdens de technische voorbereidingen en de repetities een wezenlijk meningsverschil over de interpretatie hebben gehad. Zo vloeiend, natuurlijk en gemakkelijk ontwikkelen zich de dialogen en worden de muzikale puntjes op de i gezet, zoals blijkt l uit de talloze schitterende details die we tegenkomen en waaruit nog eens duidelijk blijkt hoezeer de uitvoerenden deze muziek in de vingers hebben. Dit zijn interpretaties waarin het 'gelukkige toeval' zo lijkt te zijn gecreëerd dat het bijna als vanzelf naar boven komt drijven in dat sublieme krachtenspel tussen Beethovens ijzersterke compositorische logica en zijn improvisatorisch vernuft (daarover hebben zijn tijdgenoten genoegzaam en vol bewondering bericht). De bijzonder fraaie opname (juli en november 2009, maart 2010, BBC Maida Vale Studios en Air Studios, Londen) is, wat de registratie van deze pianoconcerten betreft, een van de beste, met een gloedvolle strijkersklank, kruidige houtblazers, pregnante pauken en een mooi warm fundament. Een indrukwekkende prestatie van producer Martin Sauer en opnametechnicus Philipp Knop. Geen enkel misverstand daarover: in het bescheiden rijtje absolute topuitvoeringen hoort de combinatie Lewis/Belohlávek wat mij betreft 'gewoon' bovenaan. Om te koesteren, naast bijvoorbeeld Kempff/Leitner (DG), Perahia/Haitink (Sony), Barenboim/Klemperer (EMI), Fleisher/Szell (Sony) en Kissin/Colin Davis (EMI). En wie het 'authentiek' wil proberen: Levin/Gardiner (DG).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links