![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2004 |
Beethoven: Pianosonates nr. 5 in c, op. 10 nr. 1 - nr. 6 in F, op. 10 nr. 2 - nr. 7 in D, op. 10 nr. 3. Alfred Brendel (piano). Philips 446664-2 • 59' • Naarmate deze nieuwe cyclus vordert ontstaat het beeld van een vertolker die zich minder strak aan de partituur hecht en daardoor een vrijheid creëert die tot een zeer indrukwekkend concept leidt. Alsof Brendel na zich al zoveel jaren intensief met deze sonates te hebben beziggehouden nu pas de tijd daarvoor rijp acht. Na zijn magistrale vertolking van o.a. op. 81a en op. 106 (Philips 446093-2) is het nu deze trilogie, waarin dynamiek, accentuering en expressieve mogelijkheden opnieuw worden verkend. Noten- en rustwaarden blijven over de gehele linie onaangetast, maar incidenteel krijgt de kracht van de uitdrukking toch absolute voorrang (bijv. in de openingsmaten van het Largo e mesto uit op. 10 nr. 3, waarvan Beethoven zelf zei dat er meerdere tempi in schuilen, maar dat deze alleen voor muzikaal fijnzinnige toehoorder waarneembaar mogen zijn). De dynamische uitwerking van de openingsfrasen van het Menuetto-Allegro van diezelfde sonate (track 9, 00:05) levert ook een van die vele momenten die je op het puntje van de stoel doet belanden. In het Allegro-openingsdeel van op. 10 nr. 2 (vanaf 03:36) leidt het bekende ritenuto hier tot grote spanning door de overtuigend toegepaste en vanuit het totale concept doordachte slow-motion-techniek die pas na de toonsoortwisseling geheel wordt ingelost. De als rustpunt gedachte fermate heeft nu de uitwerking als die van een magneet. Brendel schroomt er ook niet voor om de fortissimi eruit te hameren en schijnbare overmoed te etaleren (proef maar eens van het openingsdeel van op. 10 nr. 1). Het resultaat is in ieder geval een overrompelende spontaniteit met volledige beheersing van het pianistische kleurenpalet. Dit is terecht de jongere Beethoven die meer verwantschap heeft met Hummel en Weber dan met Haydn en Mozart. Een opvatting die voor de meeste musicologen trouwens allang geen thema meer is. Op. 10 nr. 1 en 2 werden live opgenomen; op. 10 nr. 3 is een studio-opname. Kleine oneffenheden werden niet gecorrigeerd: track 2 (0:40 en 2:10), track 8 (07:45 en 07:49). Een ander puntje van kritiek: het basistempo van het Allegretto van op. 10 nr. 2 tendeert naar Andante, wat dit deel naar mijn smaak iets te veel zwaarte verleent. Storend is dat Brendel er al zijn tanden inzet, terwijl het welkomsapplaus van het (overigens niet rumoerige) publiek nog niet geheel is verstomd. De opnamen zijn zeker geslaagd, hoewel de indirecte zaalindruk niet geheel correspondeert met de direct opgenomen vleugel. Naarmate het concert vordert is enige onstemming van de basnoten te constateren. index |