![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2007 |
|||||
Beethoven: Pianoconcert nr. 5 in Es, op. 73 (Keizersconcert) – Pianosonate nr. 28 in A, op. 101. Hélène Grimaud (piano), Staatskapelle Dresden o.l.v. Vladimir Jurowski. DG 477 6595 • 60' • Ook verkrijgbaar als cd/dvd (DG 477 6595). Beethovens Keizersconcert (de titel stamt niet van Beethoven zelf, maar van een van zijn vrienden, J.B. Cramer) biedt alles wat we ons maar wensen kunnen. Martiale tutti, schallende hoorns, bijtende strijkers, glanzende lyriek, diepzinnige poëzie, en een pianopartij die op het roekeloze af afrekent met wat tot dan toe heeft geklonken. Wie de vergelijking aandurft hoort in dat Vijfde pianoconcert meer revolutie dan in de Eroica of de Vijfde symfonie. Alleen al het openingsdeel telt vijf thema´s en neemt zo´n 20 minuten in beslag, en dit ook nog zonder de traditionele, uitgebreide cadens waarin de solist alleen mag jongleren!) Nu halen we misschien onze schouders op, maar toen, tijdens de première op 28 november 1811 in het (oude) Gewandhaus in Leipzig, moet dat eerste fortissimo-akkoord in Es groot een formidabele indruk hebben gemaakt. Dan, eveneens geheel onverwacht, volgt gelijk de solist, die groots moet uitpakken met zijn toonladderfiguren, eveneens fortissimo. Ook elders in dit concert pakt de componist fors uit, met onder andere donderende akkoorden en dubbeloctaven. In het middendeel kan zowel de pianist als het publiek even op adem komen. Een groots moment vinden we aan het slot van het adagio: in een handomdraai – de b wordt bes - moduleert Beethoven van vijf kruizen naar drie mollen, en kan na een aarzelende aanloop – attaca! – het ferme rondo-thema van het slotdeel worden ingezet. Tja, je bent een genie of je bent het niet... Tussen het enorme aantal cd-uitgaven van het Keizersconcert bevindt zich er een die ik al jaren koester. Niet omdat het spel van de pianist boven iedere kritiek verheven is, maar wel omdat dit in 1984 een van de laatste opnamen was van deze ‘grand old man’ van de piano, Claudio Arrau, die door de (Sächsische) Staatskapelle Dresden onder (toen al Sir) Colin Davis (Philips) daar in Dresden genereus in de watten werd gelegd. Als u het mij toestaat even namijmerend: die opname uit november 1984 kwam tot stand toen de beide Duitslanden nog door de Muur, prikkeldraadversperringen en mijnenvelden van elkaar waren gescheiden. Vijf jaar later, in november 1989, ging een van de belangrijkste symbolen van de Koude Oorlog uiteindelijk toch aan diggelen. De grote cellist Mstislav Rostropovitsj speelde toen in Berlijn, pal naast de Muur, een cellosuite van Bach. Onvergetelijk, diep ontroerend, dat muzikaal-menselijke gebaar van een van de vele bannelingen van dat onbuigzame en ijskoude Sovjetregime. Dan was er ook de muzikale wereldburger Leonard Bernstein die Beethovens Negende dirigeerde. Hij maakte geschiedenis met zijn warme besluit om in het slotkoor ‘Freude’ had vervangen door ‘Freiheit’. Daar, in het in de Tweede Wereldoorlog door de vrijwel onophoudelijke geallieerde bombardementen zwaar geteisterde Dresden was het in 1984 nog het VEB Deutsche Schallplatten, Berlin, DDR dat aan die co-productie met Philips Classics had meegewerkt, of beter: moest meewerken. VEB, Volkseigener Betrieb, een ‘bedrijf van het volk’, feitelijk natuurlijk van de staat. Het was een prachtige, warme, maar tevens goed doortekende opname (met een indrukwekkende piano- én contrabas!), die zowel de door de jaren heen geëvolueerde vertolking van de ‘grand old man’ als van het superieur spelende orkest uit de luidsprekers laat komen. Zeker, Arrau was toen al ruim 81, zijn techniek was niet meer die van een jonge god, maar zijn visie op Beethoven dwong bewondering af, met name in het Adagio, dat nu eens wérkelijk ‘un poco mosso’ voortschreed, als een koor vrome pelgrims. Nu is het Grimaud, 22 jaar later, ook in Dresden, in de Lukaskirche, met hetzelfde orkest. De in 1969 in het Franse Aix-en-Provence geboren pianiste heeft hopelijk nog een heel lange weg te gaan, maar van jeugdige overmoed is bij haar geen enkele sprake, wel van een enorme energie die zij op fabelachtige wijze onder controle houdt. Geen opgelegd pandoer, geen virtuoos epateren, geen op de buitenkant gericht spel, maar een die de ongrijpbare schoonheid van Beethovens partituur op waarlijk keizerlijke wijze ontvouwt. Dit is véél meer dan pianospel van de bovenste plank. Dit is even gedurfd als Beethovens revolutionaire concert dat is, zonder dat ook maar een moment sprake is van romantiserend gezwijmel. Alsof zij de ware schoonheid van het werk pas kortgeleden heeft ontdekt en zich er nu met volle overgave voor inzet. Zonder twijfel gaat het hier om een van de beste uitvoeringen van het Keizersconcert, wat mede op het conto van het fantastisch spelende orkest en de eveneens jonge Russische dirigent Vladimir Jurowski (1972 - zoon van de dirigent Michael Jurowski) kan worden geschreven. Hier wordt niet ‘begeleid’, maar écht geconcerteerd (concertare = wedijveren), zonder dat het een wedloop met de tijd of het instrument is geworden. Allerlei details vallen nu eens extra op, zoals de getailleerde strijkersfiguraties, de rijke klank van de zelbewuste hoorns, de treffend kruidige houtblazers en de pregnante wisselwerking tussen solo-instrument en orkest. De pianistieke articulatie levert ragfijne helderheid en perfect gedoseerd soortelijk gewicht. De goed hoorbare pedaalgeluiden passen horen erbij in dit met zoveel aplomb gepresenteerde vuurwerk. Geslaagd zijn ook de met smaak aangebrachte, minieme versnellingen en vertragingen die de frases een volkomen natuurlijke adem meegeven. Soms – zoals in het Rondo Allegro – is er een flitsend vleugje accelerando dat het energieke karakter onderstreept. Saillant detail: de arpeggio’s aan het begin van het werk speelt Grimaud zoals het hoort, rustig, als zestiende noten, zoals het ook staat genoteerd. Niet als een virtuoze wervelwind in tweeëndertigste noten (dubbele notenwaarde) of zelfs nog sneller, zoals vrijwel alle pianisten dat doen. Het was naar ik meen Glenn Gould, die het als een der weinigen altijd ‘goed’ deed, al overdreef hij het effect ervan soms wel (met excuus voor mijn aantekening 'Gould' in het voorbeeld hieronder):
De sonate op. 101 is op deze cd bepaald meer dan een toegift. Hij staat hier eveneens als een huis, kristalhelder en evenwichtig opgebouwd, het openingsdeel zoals het hoort in een rustig allegretto-tempo, zodat het hoofdthema zich weldadig kan ontplooien. Het scherzo daarentegen verloopt als een marsachtige wervelwind, met de spanningen meesterlijk op- en afgebouwd. Grimaud geeft aan het Adagio grote poëtische expressie (con affetto! noteerde Beethoven hier). In de Allegro-finale maakt zij volledig waar wat zij in het boekje opmerkt: “je kunt de strijd in Beethovens composities horen.” Het complexe polyfone stemmenweefsel in de fuga blijft noot voor noot ongeschonden. We krijgen het allemaal mee in deze transparante, maar tegelijkertijd volbloedige opname. Samenvattend: geweldig! index | |||||