CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2020 |
Het idee is niet nieuw, maar het blijft wel bijzonder: het ondernemen van een wereldtournee. Overgewaaid uit de popscene heeft ook de klassieke muzieksector dit fenomeen omarmt; en met succes, zoals de vele perskritieken en publieksreacties aantonen. Het verschijnsel kreeg pas echt vaste grond onder de voeten toen de pianist Alfred Brendel met alle Beethoven-sonates de wijde wereld introk en met stormen van enthousiasme werd overladen. Hij zette de eerste stappen in 1962 in het fameuze Londense Wigmore Hall, het jaar daarop gevolgd door een uitgebreide Amerikaanse tournee. De aanleiding: de eerste integrale vastlegging in het stereotijdperk van de 32 Beethoven-sonates op lp. De plaat die dus letterlijk voor de 'wereldmuziek' uitliep. Zouden die tournees in de loop der tijd eveneens hebben bijgedragen tot de alom om zich heen grijpende globalisering? Ongetwijfeld, want met name in de Aziatische landen, met in de voorste gelederen Japan en Zuid-Korea, was er al in de jaren zestig een enorme honger ontstaan naar de westerse klassieke muziek, mede gevoed door het idee dat ook de Aziaten erbij wilde horen. Het bracht een ware stroomversnelling teweeg, waaraan ook de grote binnen- en buitenlandse orkesten deelnamen. Kortom, er werd wat afgereisd, vaak zelfs midden in het lopende concertseizoen, waardoor weer andere orkesten moesten worden aangetrokken om de aldus door het 'huisorkest' ontstane leegte op te vullen. Het mondde uit in een wereldwijde carrousel van gaande en komende orkesten, ensembles, instrumentalisten en vocalisten. Sponsors genoeg, mogelijkheden te over om zich ook internationaal te profileren. De gedachte dat dat dergelijke tournees onmisbaar waren voor de verdere muzikale ontwikkeling was een extra stimulans. Het mes sneed wat dat betreft aan twee kanten: de musici konden waar ook ter wereld het beste been voorzetten en het publiek kon zich daardoor muzikaal verder verrijken. Maar er was zelfs meer dan dat: de handelsbelangen die hun belangrijke rol meespeelden. Zo stonden de meeste tournees die het Rotterdams Philharmonisch Orkest ondernam niet alleen in het teken van het musiceren, maar ook in dat van de Rotterdamse haven in het algemeen en de logistieke dienstverlening in het bijzonder. Het orkest als heuse klantenwerver! En daar droeg de Gemeente Rotterdam graag nog een extra (financieel) steentje aan bij. Burgemeester Aboutaleb broerderlijk naast George Wiegel, de directeur van het orkest: het was een bekend beeld. Promotie buiten de eigen landsgrenzen, het hoorde steevast bij het jaarprogramma. Het klinkt wellicht wat basaal, maar ook kunst moet betaald worden. Dat geldt voor de musicus net zo als voor de hovenier, de architect of de orthodontist. We ervaren het vandaag de dag zefs op een hardhandige manier: door het coronavirus ligt de cultuursector volledig plat, is er (nog) geen enkel uitzicht op zelfs maar enig herstel en zowel in de media als op het internet wordt druk gespeculeerd over het overeind houden van de sector met behulp van gerichte overheidsmaatregelen. Vrijwel geen enkele musicus kan op dit moment met ook maar enige zekerheid zeggen of hij ooit nog zijn beroep kan uitoefenen, zijn roeping kan blijven volgen. De grootste onzekerheid in deze tijd van kaalslag: het wel of niet binnen afzienbare termijn beschikbaar koimen van een vaccin en een medicijn. Zo bezien was het Franse Quatuor Ébène nog net op tijd met zijn wereldtournee die tussen mei 2019 tot januari 2020 plaatsvond ter gelegenheid van de viering van het 20-jarig bestaan van het kwartet, dat in 1999 in Boulogne-Billancourt werd opgericht en al vrij spoedig daarna een wereldreputatie verwierf. Waarmee het zich kon voegen in het illustere gezelschap van kwartetten als het Emerson, Takács, Belcea, Jerusalem, Casals, Hagen, Artemis, Danel en Quroga. De 'Anniversary World Tour' voerde het Ébène (Pierre Colombet en Gabriel Le Magadure,viool; Marie Chilemme, altviool; Raphaël Merlin, cello) naar achtereenvolgens Philadelphia (mei), Wenen (juni), Tokio (juli), São Paulo (september), Melbourne (oktober), Nairobi (december) en Parijs (januari 2020). Aldus werden vrijwel alle continenten aangedaan. In Nairobi musiceerde het ensemble overigens in een zeker naar Kenyaanse begrippen veilig oord: de ook in ons land niet onbekende 'Alliance Française'. Het Ébène blinkt uit in perfecte maatvoering, uiterst precieze frasering en een masculiene betoogtrant naast een zangerige legatostijl. In de nog naar Haydn verwijzende vroege kwartetten op. 18 (hoewel Beethoven ook hier al van een duidelijk eigen inbreng getuigt!) overheerst terecht de flamboyante speelstijl, terwijl het aanmerkelijk weerbarstiger landschap met zijn vele nieuwe melodische en harmonische inventies dat in de drie kwartetten op. 59 domineert door dit fenomenale ensemble de juiste accenten krijgt. Een beeld overigens dat zich voortzet in de kwartetten op. 74 en 95 en culmineert in de late kwartetten op. 127, 130 (met de oorspronkelijke 'Grosse Fuge' op. 133 als finale), 131, 132 en 135. De expressieve krachten die het Ébène ook uit het latere oeuvre weet los te maken weerspiegelen de uitdagende strijd met deze zo bijzondere, menigmaal zelfs bijna vergeestelijkte materie. Het uit zich als een ideale balans tussen sentiment en objectiverende nuchterheid, souplesse en vormbeheersing, de monolitische klankblokken afgewisseld door een uiterst gedifferentieerd kleurengamma. Het kwartet weet ook raad met Beethovens revolutionaire betoog zoals dat wordt onderstreept door ondermeer de drastische wisselingen in tempo en dynamiek en het zowel melodisch als harmonisch steeds weer verrassende en daardoor fascinerende discours. De sleutelwoorden die deze vertolkingen ver boven de middelmaat doen uitsteken zijn een vermetele intensiteit naast diepgravende betrokkenheid en intense spiritualiteit gevat in een uiterst gloedvol instrumentaal decorum. Het is bovendien alsof deze muziek zich bijna als vanzelfsprekend kan ontwikkelen, al is er door componist - de schetsboeken getuigen ervan - hevig op gezwoegd en zal het voor de vier instrumentalisten al evenmin van een leien dakje zijn gegaan. Dat laatste brengt me tevens bij de opnamen waarvan ik niet precies weet hoe die tot stand zijn gekomen. Uit het begeleidende boekje valt alleen op te maken dat sprake is van een combinatie van live- en repetitie-opnamen, gemaakt tussen mei 2019 en januari 2020. Het zal waarschijnlijk ook hebben betekend dat storende bijgeluiden door andere takes werden vervangen. Wat we daardoor echter niet weten is wat nu eigenlijk 'live' en wat 'rehearsal' is. Wel dat het onderscheid op het gehoor niet te maken valt en dat het klankbeeld van een uitstekend gehalte is. Ook voor het slotapplaus zullen ongetwijfeld regels hebben gegolden, maar wat mij betreft had men daarvan niet hoeven af te zien. Resumerend: een van de beste vertolkingen van Beethovens integrale kwartetoeuvre en bovendien in uitstekende verdoekingen. Aldus biedt dit album een buitengewoon waardevolle herinnering aan een ongetwijfeld succesvol verlopen wereldtournee. index |
|