CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2023

Hungarian Treasures - Notos Quartett

Dohnányi: Pianokwartet in fis

Kodály: Intermezzo

Bartók: Pianokwartet in c

Notos Quartett
RCA 898541188 • 63' •
Opname: febr.-maart 2016, Studio Britz, Berlijn

 

In 1898 schreef de dan 17-jarige Béla Bartók een werk dat niet of nauwelijks bekend is geworden en ook vandaag in de discografie slechts een enkele treffer oplevert: zijn (enige) Pianokwartet. Wie er voor het eerst naar luistert en van de naam van de componist geen enkele weet heeft denkt spontaan aan Brahms, terwijl Bartók als schepper waarschijnlijk bij niemand zal opkomen. Want echt, het stuk is van het Brahms-idioom doordesemd (met inbegrip van de vele sexparallellen...), al is het niet onverdeeld Brahms ten voeten uit. Want er zijn wel degelijk, zij het op vrij bescheiden schaal, de eerste aarzelende sporen die de componist later naar de in uiterst kunstzinnige vormen gegoten folklore van de Balkan zullen voeren. Maar het zijn al wel sporen die met veel bartókiaanse energie gepaard gaan.

Bartóks Pianokwartet mag dus niet van vreemde smetten vrij zijn, het is vanuit compositietechnisch oogpunt zonder meer knap geconstrueerd: we maken kennis met een adolescent die de indruk maakt toch al behoorlijk overtuigd te zijn van eigen kunnen en als beginnend componist vaktechnisch het nodige reeds te zeggen heeft. Hij verbond er in zijn jeugdige overmoed zelfs het opusnummer 20 aan, later evenwel toegekend aan de uit 1920 daterende improvisaties op Hongaarse boerenliederen Sz 74.

Dat wat nog zal komen blijft weliswaar nog in de toekomst verborgen, maar het compositorisch talent is daardoor niet minder onmiskenbaar.

Bartók (vierde van links) begin 1900 als etnomusicoloog met fonograaf om daarmee Transsylvaanse volksliedjes vast te leggen.

Natuurlijk had dit reeds vroeg geëtaleerde vakmanschap alles te maken met de leraar die hem in die tijd onder zijn hoede had: Hans von Koessler (1853-1926), van Duits-Hongaarse komaf en tevens de docent die ook nog andere studenten onder zijn hoede had die later als componist furore zouden maken: Zoltán Kodály, Ernö (Ernst von) Dohnányi en Leó Weiner.

Het zal dan ook geen toeval zijn dat op dit album van het Notos Quartett tevens twee werken van respectievelijk Kodály en Dohnányi zijn vastgelegd. Een album dus dat geheel is gevuld met Hongaarse kamermuziek, al valt dit van het Pianokwartet in fis van Dohnanyí (met Brahms in de rol van pianist tijdens de première in 1895 ) minder gemakkelijk af te leiden. Het Intermezzo van Kodály herbergt een zeer aanstekelijke polka in voor strijktrio in volbloedige Hongaarse stijl en daardoor qua afwisseling en verfrissing uitstekend passend tussen de beide 'zware' pianokwartetten.

Het komt mij voor dat het in 2007 opgerichte Duitse Notos Quartett zich graag in (vrij) onbekend repertoire beweegt, want dat valt uit de concertagenda af te leiden, zoals het bovendien uit een ander album blijkt dat vorig jaar verscheen: Paris Bar (Sony 19439986682), met daarop het Divertissement (voor strijktrio en piano) van Jean Françaix, het Suite-Divertissement (voor pianokwartet) van Alexandre Tansman en - het was zowaar een primeur - het Pianokwartet op. 6 van László Lajtha. Er valt dus bepaald nog wel zo het een en ander te ontdekken, of anders wel te herontdekken! En mede dankzij het technisch puntgave spel en de bevlogen inzet van deze vier musici (Sindri Lederer, viool; Andrea Burger, altviool; Philip Graham, cello; Antonia Köster, piano) blijkt dat een fascinerende bezigheid!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links