CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2014

 

Béla Bartók: Piano Works

Danssuite Sz 77 - Hongaarse Boerenliederen Sz 72 - Pianosonate Sz 80 - Roemeense volksdansen Sz 56 - Bagatellen Sz 38

Alain Planès (piano)

Harmonia Mundi HMC 902163 • 79' •

Opname: november 2012, Teldex Studio, Berlijn

   

Als Béla Bartók Zoltán Kodály niet had ontmoet, zou hij zijn creatieve loopbaan waarschijnlijk als concertpianist zijn geëindigd, maar het liep anders; en gelukkig maar. Het was immers Kodály die hem inspireerde tot het etnomusicologisch onderzoek dat zoveel boeiende muziek heeft opgeleverd; en niet alleen van zijn hand!

Dat Bartók het pianospel tot in de finesse beheerste is zonder enige twijfel zijn pianocomposities ten goede gekomen, zoals voor zoveel andere collega's gold (denkt u maar aan bijvoorbeeld Beethoven, Chopin, Liszt, Rachmaninov en Prokofjev). Wat Bartóks pianowerken evenwel onderscheidt van die van andere componisten is zowel het uitgesproken percussieve karakter ervan, als het geraffineerde en altijd veelkleurige gebruik van de negentiende- en twintigste-eeuwse muzikale folklore uit de Balkan. Moed en doorzettingsvermogen hebben de oorspronkelijke muziek opgeleverd die Bartók tot een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw heeft gemaakt. De moeilijkheidsgraad ervan is zowel berucht als legendarisch, hoewel hij in zijn enorme verzameling leerstukjes wel degelijk rekening hield met de (hopelijk!) geleidelijk aan opklimmende technische vaardigheden van de doorsnee pianoleerling. Totdat het niveau dusdanig hoog wordt dat wie deze stukken beheerst - zoals in Mikrokosmos - de weg naar concertpodium openstaat (of men er uiteindelijk ook op terecht komt is weer een ander chapiter).

Wie zich aan deze pianomuziek zet hoeft niet per se een Hongaar te zijn, hoewel het wel treffend is dat de beste uitvoeringen uitgerekend uit die hoek komen, met in de voorste gelederen Géza Anda, György Sándor, Zoltán Kocsis, András Schiff, Balász Szokolay en Jenö Jandó (ik voeg er gelijk aan toe dat een Hongaars paspoort in dit opzicht geen enkele garantie biedt). Misschien moeten we Kocsis wel de rol van koploper geven, want hij biedt wat mij betreft de meest 'complete' Bartók. Wie Bartók in zijn eigen pianowerken zelf aan het werk wil horen, kan prima terecht bij het Hongaarse label Hungaroton en bij Pearl.

Kan Alain Planès daar iets aan veranderen? Ik denk het niet, al zeg ik er gelijk bij dat het op zich al een prestatie van groot formaat is om de technische finesse en het inzicht van een Kocsis in dit repertoire alleen al te evenaren. Planès is wel degelijk idiomatisch, hij 'behandelt' zijn instrument bij tijd en wijle als een echte slagwerker, is bijzonder sterk in het aanbrengen van expressieve gradaties en weet wel degelijk Bartóks 'natuurstaat' het volle pond te geven. Er zijn soms eigenzinnigheden in de vorm van versnellingen en vertragingen, maar dit maakt het algehele beeld daardoor nog niet minder idiomatisch. Duidelijk is ook dat Planès Bartóks metronoomcijfers serieus heeft genomen, wat op zich al een belangrijk winstpunt is. Karl Böhm zei eens dat het juiste tempo zo ongeveer de helft van een goede vertolking bepaalde. Planès maakt ook duidelijk dat Bartók honderd jaar na dato nog steeds modern is: er wordt niet gecosmetiseerd of n (af)gevijld, de scherpte en hoekigheid, maar ook het grillige karakter van deze muziek blijft voortdurend overeind en de vleugelklank mag er zijn.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links