CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2011
|
In het Berlijnse Titania-Palast (in mijn oren min of meer een akoestisch noodgeval, maar de Berlijners moesten het tot ruim na de oorlog er toch mee doen) en de Jesus-Christus-Kirche in Dahlem, een Berlijnse buitenwijk, is fonografische geschiedenis geschreven. Ik memoreer in dit verband de vele opnamen die met name Furtwängler in Titania en Jochum en Karajan in Dahlem maakten. Die kerk in Dahlem is overigens nog steeds voor dit doel in gebruik. Ook Fricsay dirigeerde op beide locaties concerten, getuige deze opnamen. Dit zijn uitsluitend opnamen met het RIAS-Symphonie-Orchester (RIAS staat voor Rundfunk Im Amerikanischen Sektor), opgericht in Berlijn in 1946 als onderdeel van de omroep in de vrije Amerikaanse sector. In 1953 werd het ensemble geheel zelfstandig. In 1956 werd de Sender Freies Berlin de enige aandeelhouder en werkgever van het orkest en kreeg het bij die gelegenheid een nieuwe naam: Radio-Symphonie-Orchester Berlin. Het orkest bestaat nog steeds, maar sinds 1993 onder weer een andere naam: Deutsches-Symphonie-Orchester Berlin. Het klinkt nogal modieus om de muziek van de Hongaar Bartók per definitie toe te vertrouwen in de handen van Hongaarse musici omdat het eenvoudigweg niet idiomatischer kan. De praktijk heeft echter vaak genoeg uitgewezen dat die vlieger niet hoeft op te gaan. Maar in dit geval? De conclusie is onontkoombaar: betere uitvoeringen van de muziek van Bartók dan die op deze drie cd's zijn verzameld zijn echt niet te vinden. Je zou hoogstens kunnen zeggen dat er ergens - uitgaande van een statistische kansberekening - een in ieder geval gering aantal zijn die zich op hetzelfde niveau zouden moeten bewegen, maar de eerlijkheid gebiedt dat ik ze niet ken. Dat laatste legt me de woorden bijna in de mond: deze Audite-uitgave is niet alleen een heel bijzonder document humain maar bovenal een staalkaart op het gebied van de Bartók-interpretatie, waarbij niemand - deze set eenmaal gehoord hebbende - vreemd zal opkijken dat Fricsay nog bij Bartók heeft gestudeerd. Hij kreeg het uit des meesters eerste hand zal ik maar zeggen. Jammer dat we het, wat de pianoconcerten betreft, zonder het Eerste moeten stellen, maar gelukkig weet Deutsche Grammophon raad: in de veelgeprezen serie The Originals vinden we Bartóks drie pianoconcerten, eveneens uitgevoerd door Géza Anda met het RAS-orkest onder Fricsay. Het zijn buitendien goed geslaagde stereo-opnamen (Jesus-Christus-Kirche, Dahlem, 1959 en 1960). Kortom een onmisbare uitgave en niet alleen voor de Bartók-liefhebber; en temeer omdat uitgerekend het Derde pianoconcert van de Audite-uitgave opnametechnisch het minst geslaagd is, in tegenstelling tot de rest die er puik opstaat. Die originele omroepbanden moeten erg goed zijn geweest, al zullen de technici van Audite er wel het nodige werk aan hebben gehad om het klinkende resultaat nog verder te optimaliseren. Ook in mono is sprake van een bijzondere doorzichtigheid die de waarde van deze uitgave nog eens dubbel en dwars onderstreept. Zelfs de in Titania gemaakte opnamen mogen er zijn. Hulde aan Audite! index |
|