CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2010

 

 

Metamorphosis

Bartók: Strijkkwartet nr. 4 Sz 91 (1928).

Ligeti: Strijkkwartet nr. 1 (Métamorphoses nocturnes) (1953/54).

Kurtág: 12 Microludes for string quartet op. 13 (1977/78).

Cuarteto Casals.

Harmonia Mundi HMC 902062 • 55' •


Een fascinerende combinatie, deze drie werken voor strijkkwartet. Tussen Bartóks Vierde strijkkwartet en Kurtágs Microludes gaapt een kloof van een halve eeuw en dat is te horen ook: de ontwikkeling van de toonkunst heeft tijdens en na het interbellum bepaald niet stilgestaan. Is Bartóks schrijfwijze al compact te noemen, Kurtág doet er duidelijk nog een schepje bovenop met zijn ultrakorte 12 deeltjes waarvan het langste (nr. 11) maar liefst ruim één minuut duurt. Het kortste is zelfs heel extreem: vijftien seconden, en dan is het nog een Presto ook. Toch is het verbazingwekkend hoeveel Kurtág in die luttele seconden muzikaal te zeggen heeft. Bartók en Ligeti daarentegen houden elkaar althans qua tijdsduur redelijk in evenwicht. Dat er componisten zijn die in slechts zeer korte tijd een enorme expressieve kracht weten op te roepen bewees trouwens Anton Webern al (er was in 1952 zelfs een componist die het aandurfde om in het geheel niets te laten klinken en zich in zijn compositie uitsluitend liet leiden door omgevingsgeluiden: 4'33" van John Cage, waar toen vooral smalend om werd gelachen).

Waarin het Spaanse Cuarteto Casals in deze werken vooral excelleert is in de technische kwaliteit van het spel. Het is in één woord gewoon verrukkelijk om naar dit viertal te luisteren. Geen noot staat verkeerd, de fraseringen worden subliem afgewerkt, de dynamiek staat als een huis en over de intonatie hoef ik hier niet eens te beginnen, want die is van a tot z niet minder dan perfect. Hetzelfde kan trouwens worden gezegd van de onderlinge balans: dit zijn musici die heel goed naar elkaar luisteren en veel hebben opgestoken van de gedifferentieerde klankeigenschappen van de instrumenten en de manier waarop zij daar als kwartetlid zowel individueel als binnen het collectief mee omgaan. Maar ook over het expressieve aspect van hun vertolkingen kunnen de meningen niet echt verdeeld zijn, getuige het schitterend gerealiseerde Non troppo lento in het Bartók-kwartet, het niet minder sublieme Adagio, mesto in het kwartet van Ligeti en het Lontano, calmo, appena senito in Kurtágs gecondenseerde exploraties. Anderzijds kan er ook sprake zijn van een bijna objectieve benadering, zoals in de beide hoekdelen van het Bartók-kwartet, wat deze muziek overigens prima past. De opname (mei 2009, Teldex Studio, Berlijn) is wonderschoon. Al met al een fascinerende reis in het domein van de gedaanteverwisseling.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links