![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2010
|
||||||||
Bartók: Strijkkwartet nr. 5 Sz 102 (1934). Hindemith: Strijkkwartet nr. 4 op. 22 (1921). Zehetmair Quartett. ECM New Series 1874 476 5779 • 51' •
Het Vierde strijkkwartet van Paul Hindemith (1895-1963) ontstond in 1921, in het midden van de artistieke stroming die het in Duitsland toen min of meer voor het zeggen had: de 'neue Sachlichkeit'. De vrije expressie moet worden ingeruild tegen maatschappelijke verbondenheid. Geen kunst meer zonder maatschappelijke verbondenheid. Kunst moest toch vooral functioneel zijn, met als belangrijkste gedachte erachter dat zij maatschappelijke relevantie had. Hindemith merkte hierbij op dat hij voortaan alleen muziek kon componeren als hij wist voor welke gelegenheid die bestemd was. Het eerste werk van zijn hand dat aan die nieuwe doelstelling beantwoordde was de tweede versie van de Cellosonate op. 11 nr. 3, die in de eerste versie nog de titel 'im Schilf, Trauerzug und Bacchanale' (in het riet, rouwstoet, bacchanaal) droeg. Was die eerste versie nog weelderig, op sommige punten zelfs wellustig, de tweede versie was daarentegen vrijwel teruggebracht tot de 'essentie' van het muzikale materiaal, waardoor het zich uitstekend leende voor het Nieuwe Objectivisme dat toen de boventoon voerde. In puur intellectueel opzicht koos Hindemith de weg van de minste weerstand, blijkens ook zijn Vierde strijkkwartet, waarin de versobering het doel op zich lijkt te zijn geworden. Dat uitte zich door een sterk vereenvoudigde thematiek, gezet in een metrum dat slechts een beperkte variatie kent en waarvan de meerstemmige dissonantie eerder een nuchtere dan een spannende uitwerking heeft. Ambachtelijkheid, jawel, maar met weinig echte verrassingen. Als weerbarstigheid functioneel is, dan is Hindemith daarin in ieder geval geslaagd.
Hoe anders gaat het er in Bartóks Vijfde strijkkwartet uit 1934 aan toe! Met het originele gebruik van de vele folkloristische elementen uit met name Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Roemenië (in zijn Eerste vioolsonate uit 1921 komen zelfs Arabisch gekleurde intervallen voor!) in zijn muziek sloeg Bartók de brug tussen het oude en het nieuwe. Het nieuwe vond zijn bedding in een fijn geslepen contrapuntiek à la Bach in samenhang met een mozartiaanse transparantie en compactheid. In termen van structuur is daar die denkbeeldige streep die is getrokken: vóór de streep alle basissubstantie die dan ná die streep wordt omgekeerd, om zich dan in gespiegelde vorm voort te bewegen. Dat spiegelbeeld kan dus letterlijk worden genomen: de tragiek die zich naar de vreugde keer, het expressie naar het nuchtere, het drama naar de bevrijding. Of omgekeerd, in kreeftengang. Hier is een componist aan het werk die het tot een van zijn lijfspreuken maakte om nooit iets te herhalen. En als dat dan toch moest, dan een letterlijke herhaling, maar altijd met een verandering.
De kleurenrijkdom en veelzijdigheid in het spel van het Het Zehetmair Quartett, genoemd naar de oprichter en primarius Thomas Zehetmair, neemt soms ronduit spectaculaire vormen aan, zoals in het Scherzo ('Alla bulgarese' - daarom past dit werk zo goed bij dat van Bartók!) in het kwartet van Hindemith en in 'Schnelle Achtel. Sehr energisch.Presto' in het kwartet van Bartók. Hier is sprake van vier grote solisten die volkomen harmonieus met elkaar samenwerken en daardoor een ideale balans bereiken. Intonatieproblemen en andere onzuiverheden zijn er niet, terwijl in de zeer snelle passages de noten en fraseringen stevig op hun plaats blijven. Dan is er de haarscherpe ritmiek die nergens wordt opgeofferd aan zelfs het snelste tempo, waardoor speltechnische onrust en kortademigheid buiten de deur worden gehouden. De in juni 2006 gemaakte opname is in ECM-stijl: puur, schoon, gedifferentieerd en warmbloedig. De 'Kulturbühne am Bach' in het Oostenrijkse Götzis, niet ver van het Schubert-festivalstadje Hohenems.
index | ||||||||