![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2010
|
||||||||
Badings: More Electronic Music Capriccio voor viool en twee geluidssporen (1959) (*)- Genesis, muziek voor vijf audiofrequentie-oscillators (1958) - Dialogues for man and machine (1958) (**) - Die Frau von Andros (1959) - Martin Korda D.P., Derde akte, eerste scène (1960) (***) - Toccata (1964). (*) Joke Vermeulen (viool), (**) Ramses Shaffy (spreekstem), (***) Frans Vroons (Martin Korda), Marilyn Tyler (zij), Chris Reumer (hij), Cornelis Schell (Alexis), Caspar Broecheler (heer), Guus Hoekman (Josef), Elly Verhagen (dame), Gé Genemans (politieman), Frances de Bossy (Martins moeder), De Nederlandse Opera o.l.v. Willem van Otterloo. (***) Live-opname NCRV Radio, 15 juni 1960, Stadsschouwburg, Amsterdam, Holland Festival. Basta 30-9172-2 • 44' + 67' • (2 cd's) In het begin van de jaren vijftig ontwaakte in Henk Badings (1907-1987) niet alleen zijn belangstelling voor nieuwe toonstelsels en allerlei daarmee samenhangende akoestische verschijningsvormen, maar was het tevens de ingenieur in hem die naar de toen nog sterk experimenteel getinte elektronische muziek trok. Daarvan legt deze tweede, aan Badings gewijde uitgave getuigenis af (Basta bracht in 2004 de eerste doos met vier cd's uit onder de titel Popular Electronics, met werken van niet alleen Badings, maar ook van Tom Dissevelt en Dick Raaijmakers alias Kid Baltan, die ook met Badings samenwerkten), die ons weer kennis laat maken met de meest uiteenlopende, complexe elektrische en elektronische geluidsbronnen. Badings was een van de vooraanstaande componisten die deze elektronische bronnen aan de meest uiteenlopende bewerkingsprocessen onderwierp en die in de verschillende stadia ook nog eens fascinerende gedaanteverwisselingen liet ondergaan. Daarbij ging het hem vooral om versnellingen en vertragingen, verlenging of verkorting van de toonduur, het toevoegen van verscheidene galmcomponenten, en het wijzigen van toonhoogte en klankleur door het geraffineerde gebruik van elektrische hoog-, laag- en middenfilters. De op deze twee cd's vertegenwoordigde elektronische muziek uit met name de tweede helft van de jaren vijftig kwam tot stand in een van de elektronische muziekstudio's van het in Eindhoven gevestigde Philips onderzoeklaboratorium (het 'NatLab'), in 'kamer 306' (klik hier), waar Badings zoveel uren heeft doorgebracht. Op YouTube (klik hier) vindt u meerdere interessante filmpjes op dit gebied, waaronder een uit 1959, waarin Dick Raaijmakers en Tom Disseveld, die ook met Badings samenwerkten, laten horen en zien hoe elektronische muziek op band tot stand komt. Het is het 'spel' met door Philips en anderen ontwikkelde en vervaardigde toon- en ruisgeneratoren en bandopname- en weergaveapparatuur. In Badings gigantische oeuvre (hij schreef zo'n zeshonderd werken in alle denkbare genres, waaronder honderden koor-, orkest- en ensemblestukken voor het amateurveld, wat zijn maatschappelijke engagement uitdrukkelijk bevestigt) neemt de elektronische muziek een niet onbelangrijke plaats in. Met name in de jaren vijftig en zestig componeerde hij vrijwel uitsluitend voor dit medium, waarin hij zijn bijna grenzenloze experimenteerdrift onbeperkt kon botvieren. In 1951 schreef hij in opdracht van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen een opstel getiteld Tonaliteitsproblemen in de nieuwe muziek. Rond die tijd verschenen ook zijn eerste 31-toons-composities, die direct aan de praktijk konden worden getoetst door ze uit te voeren op het 31-toons-orgel in Haarlem. In 1975 publiceerde Badings een verhandeling over de 31-toons-stemming, waarbij hij zijn eigen composities in dit domein als uitgangspunt nam:
In zijn standaardwerk Nederlandse Muziek in de 20-ste eeuw merkte Leo Samama op dat ook Badings elektronische muziek werd gekenmerkt door haar expressieve, lyrische karakter . Dat blijkt tevens zonneklaar uit de nu voorliggende uitgave, waaronder het ballet Genesis uit 1958 en Die Frau von Andros uit 1959. Beide werken maakten deel uit van het vijftal balletten dat Badings al vrij snel componeerde na het grote succes van zijn eerste geheel elektronische compositie, het ballet Kain uit 1956 (dat we overigens terugvinden op de reeds genoemde uitgave Popular Electronics). Dat was nog in de periode dat er geen computers aan te pas kwamen. Later zou Badings ook daarvan uitvoerig gebruik gaan maken.
Was zijn grote vakmanschap en veelzijdigheid als componist onomstreden, voor de persoon Badings gold dat helaas niet. Gedurende de oorlogsjaren was Badings niet alleen de directeur van het Haagse conservatorium maar tevens een belangrijk lid van de door de nazi's ingestelde Cultuurraad. Dan was er in 1941 de uitreiking aan Badings van de Rembrandtprijs, in 1935 ingesteld door de Duitse industrieel Alfred Töpfer, die Rembrandt identificeerde met het Germaanse 'Volksempfinden'. Dat de Duitse propagandaminister Joseph Goebbels de prijs voor politieke doeleinden misbruikte deerde Badings blijkbaar niet. De vlak na de oorlog ingestelde zuiveringscommissie nam dat Badings niet in dank af en mocht hij - zoals vele andere opportunisten in het muziekveld - voorlopig geen lid meer zijn van een beroepsorganisatie of over muziek publiceren (zijn composities mochten overigens wel worden uitgevoerd). Deze door het Music Center The Netherlands (Nederlands Muziek Instituut) in samenwerking met de NCRV en De Nederlandse Opera zeer goed gedocumenteerde en verzorgde uitgave is een aanwinst voor eenieder die is geïnteresseerd in de ontwikkeling van de Nederlandse muziek na de Tweede Wereldoorlog. Dankzij het gelukkig goed bewaarde, oorspronkelijke bandmateriaal kunnen we bovendien onze kennis omtrent de elektronische composities van Henk Badings verder verrijken. index |
||||||||