CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2024

Carl Philipp Emanuel Bach - Symphonies - From Berlin to Hamburg

(C.Ph.E.) Bach: Symfonie in C, Wq. 174 - in D, Wq 176 - in e, Wq 177 - in G, Wq 182 nr. 1 - in C, Wq 182 nr. 3 - in A, Wq 182 nr. 4 - in b, Wq 182 nr. 5

Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Mayumi Hirasaki& Georg Kallweit (concertmeesters)
Harmonia Mundi HMM 902317 • 72' •
Opname: jan. 2023, b-sharp, Berlijn

 

Degenen die voldoende vertrouwd zijn met barokmuziek begrijpen de subtitel op slag: From Berlin to Hamburg. Voor wie minder goed op de hoogte is kan deze toelichting dienen.

Hoe stond het er muzikaal voor rond het midden van de achttiende eeuw? Johann Sebastian Bach was in 1750 overleden. Zijn in 1714 geboren tweede zoon, Carl Philipp Emanuel Bach, was niet in diens voetsporen getreden maar had zich toegelegd op een geheel nieuwe stijl. In zijn autobiografie, verschenen in 1773, blikt hij terug op de jaren rond 1740, toen de Berlijnse en Dresdener ‘Hofkapellen' tot grote hoogten waren gestegen en de in hun omgeving werkzame componisten daarop inventief wisten in te spelen: ‘Wer kennt den Zeitpunkt nicht, in welchem mit der Musik sowohl überhaupt als besonders mit der accuratesten und feinsten Aufführung derselben, eine neue Periode sich gleichsam anfieng, wodurch die Tonkunst zu einer solchen Höhe stieg.'

Voor die 'Tonkunst' was een nieuwe naam bedacht: ‘empfindsamer Stil', 'gevoelig', in de woorden van Bach-kenner Peter Wollny:

‘Die Formulierung von individuellen und unverwechselbaren Themen, die treffende Deklamation eines vorgegebenen Textes, das Umsetzen eines bestimmten Affekts, die Erweiterung der Palette musikalischer Ausdrucksmöglichkeiten – dies sind nur einige der Bereiche, mit denen ein Komponist des empfindsamen Zeitalters sich auseinandersetzen musste.'

De Berlijnse kapelmeester en muziekpublicist Johann Friedrich Reichardt benoemde het in 1776 zo:

‘Man erkennt [C.Ph.E.] Bachs Original-Geist an allen seinen Werken, auch an den kleinsten Stücken; alle tragen den Stempel der Originalität; und alle sind unter hundert anderen Stücken kenntlich, wiewohl in jedem Erfindung und Neuheit ist.'

Het nieuwe en ‘empfindsame', het kwam in met name de instrumentale werken van C.Ph.E. op overtuigende wijze tot uitdrukking. Want daar was het: de kleurrijke pracht, het esprit, het buitengewone, eigen karakter die deze muziek uitstraalde, eigenschappen waarvan zelfs Haydn en Mozart onder de indruk waren. Het was een muziektaal die afrekende met de drukkende tradities en conventies, en daarentegen een volstrekt eigen identiteit voortbracht.

C.Ph.E. heeft het nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij zijn eerbiedwaardige vader veel dank verschuldigd was (de Thomascantor was zijn eerste en enige leraar), maar dat de zo vertrouwde, in een lange ketting van tradities verkerende muziek naar zijn overtuiging inmiddels om iets heel anders vroeg, meer sprékend, met meer gevoel en drama, vervuld van verrassende melodische en harmonische wendingen. De ‘empfindsamer Stil' was geboren.

Het zijn C.Ph.E.'s symfonieën (op dit album zijn er vijf samengebracht) die deze stijl misschien nog wel het best tot uitdrukking brengen. Zeker in die tijd moet de compactheid en intensiteit ervan op zijn minst als verrassend zijn ervaren, al bleef ondanks het geagiteerde karakter van die muziek het klassieke vormmodel behouden: het beproefde snel-langzaam-snel bleef daarbij veelal intact.

Als toen meest vooruitstrevend in het genre gelden de zes door de welbekende baron Van Swieten, toentertijd Oostenrijkse gezant aan het Pruisische hof, bestelde, zogenaamde Hamburgse symfonieën uit 1773 (op dit album hoort u er vier van: de symfonieën Wq 182 nr. 1, 3-5). Van Swieten liet de componist conceptueel de vrije hand, met als uitkomst een waar ‘oorverblindend' muzikaal panorama door alleen een strijkorest. Er zijn de fenomenale invallen, de ongekende inventiviteit, de vele overrompelende toonsoortwisselingen, de grote dynamische tegenstellingen en de met veel raffinement en een sterk ontwikkeld gevoel voor spanning en ontlading aangebrachte cesuren. Opwindend en fris, zo fris klinken ze nog steeds; mits uiteraard in goede handen. Waarbij je bijna zou vergeten dat C.Ph.E. een van de belangrijkste klaviercomponisten van zijn tijd was. Kortom, hij geldt als hoofdfiguur in de transitie van de Barok naar de Weense Klassiek.

De hier uitgevoerde Berlijnse symfonieën Wq 174 t/m 177 waren al rond 1755 ontstaan, dus slechts zo'n vijf jaar na de dood van vader Bach. De dan rond de veertig jaar oude C.Ph.E. stond toen op het hoogtepunt van zijn roem. Ook in deze werken, hoewel achttien jaar eerder gecomponeerd dan de Hamburgse symfonieën, wordt de luisteraar herhaaldelijk op het verkeerde been gezet, wemelt het van de gemoedswisselingen, harmonische nieuwigheden, is er de sterke ritmische puls en de al even verrassende cesuren. Wat de symfonieën als geheel met elkaar delen is, ondanks de klassieke vormgeving, hun onvoorspelbaarheid. Het is deze Bach die tevens uitmuntte in strategisch opgebouwde contrasten, niet alleen wat betreft de dynamiek, maar ook door de vele knap uitgewerkte modulaties binnen slechts een enkel deel. Eerst aan de slot daarvan wordt de spanning weggenomen door de terugkeer naar de ‘thuishaven', de tonica.

In zijn toelichting wijst Wollny binnen deze kaders op het bijzondere karakter van de symfonie Wq 177:

‘Das virtuose Werk mit seiner einzigartigen düster dräuenden Stimmung hinterließ bei den Zeitgenossen großen Eindruck; noch 1772 empfahl der zu der Zeit bereits in Wien lebende Johann Adolph Hasse dem englischen Musikreisenden Charles Burney, sich diese Sinfonie nach Möglichkeit zu besorgen, da er sie „für die Beste hielte, die er in seinem Leben gehört hätte“.'

In het afgedrukte vraaggesprek merkt een van de twee concertmeesters, Georg Kallweit, op dat de karakteristieken en ontwikkeling van de Akademie für Alte Musik Berlin (Akamus) zeer nauw met de symfonieën van C.Ph.E. zijn verbonden. Dat aan het begin van de jaren tachtig door musici uit Berlijn en Leipzig daarvoor de kiemcel werd gelegd, mede gebaseerd op de historiserende uitvoeringspraktijk en al even historische instrumenten. Johann Sebastian Bach stond weliswaar aan de wieg van het ensemble, spoedig daarna gevolgd door de muziek van C.Ph.E.

Het was de toenmalige concertmeester Stephan Mai die de eerste belangrijke stappen zette naar de huidige vorm van het ensemble. Daarbij speelde het ‘drastische' en ‘provocerende' karakter van C.Ph.E.'s composities een belangrijke rol. Het voelde aan alsof ze hem en daarmee het ensemble als het ware op het lijf geschreven waren. Ook toen al lag de lat zeer hoog, was er Mais klankvoorstelling die de hoogste eisen stelde. Naarmate de tijd voortschreed en andere concertmeesters in beeld kwamen, wijzigden zich klank en articulatie. Alleen al daarom is het interessant om naar oudere opnamen van het Akamus te luisteren. Er schuilen dertig jaar ontwikkeling en voortschrijdend inzicht in. Dat gaat niet met grote, maar wie kritisch luistert, herkent dat het wel belangrijke stappen waren.

Op dit album uitsluitend zeven symfonieën van C.Ph.E. In augustus 2020 besprak ik van hetzelfde ensemble de symfonieën Wq 175 en 183, maar dan samen met Beethovens eerste twee symfonieën. Het bleek een boeiende combinatie!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links