CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september, 2016

 

C.Ph.E. Bach: Symfonie in C, Wq 182/3 - Symfonie in e, Wq 177 - Celloconcert in Bes, Wq 171 - Piccolo Cellosonate in D, Wq 137 - Klavecimbelconcert in d, Wq 17

Ophélie Gaillard (cello), Francesco Corti (klavecimbel), Pulcinella Orchestra

CIC AP118 • 82' • (distr. Harmonia Mundi)

Opname: September 2015, Parijs

https://www.youtube.com/watch

   

Het in Frankrijk gevestigde Pulcinella-ensemble speelde samen met de celliste Ophélie Gaillard en de klavecinist Francesco Corti een cd vol met werken van Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788). Met deze uitgave staan we midden in de historiserende uitvoeringspraktijk, want niet alleen wordt op historische instrumenten gespeeld, maar ook de achttiende-eeuwse barokke retorica krijgt het volle pond, met alle eigenschappen (u mag ze wat mij betreft best verworvenheden noemen) van dien: pittig en energiek spel, het vibrato uiterst spaarzaam toegepast als expressiemiddel en met optimaal gebruik van de affectieve guirlandes die in deze muziek als het ware opgetast liggen, maar die nog ver voorbij het begin van de 'authentieke beweging' werden gemeden alsof zij van het melaatse soort waren. Hoe saai konden die talloze barokuitvoeringen in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog klinken! Misschien is uiteindelijk wel het belangrijkste winstpunt van dat inmiddels niet meer weg te denken authenticiteitsdenken zonder fleur of geur geweest dat zich een tegengestelde beweging ging aftekenen waardoor de barokmuziek zo ongeveer vanaf het midden van de jaren tachtig sterk aan levendigheid en spitsheid heeft gewonnen. Hoewel het hier en daar nog met veel gesuggereerde overtuigingskracht de kop op stak verloor die in sommige kringen nog steeds onuitroeibare saaiheid het toch van het doortastende esprit. De preciezen bleken bij nader inzien zo precies niet te zijn. Het Pulcinella-ensemble is het zoveelste bewijs van de balans die naar de goede kant is doorgeslagen: dit is musiceren waar de vonken van afvliegen, het instrumentaal geschitter en geflonker de dienst mogen uitmaken, maar gelukkig met meer dan voldoende ruimte voor dichterlijke ontboezemingen, zeker in de langzame delen en overgangen van de concerten, sinfonia's en de sonate. Het zijn ook uitvoeringen geworden die de oorspronkelijkheid van Carl Philipp Emanuel, een van de muzikaal grote zonen van de Thomascantor, nog eens dubbel en dwars onderstrepen. Al gelijk aan het begin, in het Allegro assai van de Symfonie Wq 182 nr. 3 val je zowat van je stoel van de pregnante, verfrissende zo niet avontuurlijke aanpak die evenwel nergens tot de gevreesde kortademigheid leidt: de frases staan als een huis, laten dat niet toe. Extra interessant is het gebruik van de piccolocello in de Sonate Wq 137, een prima alternatief voor de veelal gebruikte traditionele cello of de viola da gamba (de beide sonates schreef Carl Philipp Emanuel specifiek voor de virtuoze gambist Christian Ludwig Hesse die was verbonden aan het hoforkest van de muzikale Friedrich II van Pruisen).

Het pakt in zijn geheel uit zoals Ophélie Gaillard het in haar toelichting omschreef: 'phénoménologues du son', ofwel fenomenologie van de klank. De intuïtie is leidraad, niet rationele kennis. Zo klinkt het wonderbaarlijk genoeg, terwijl de gehele aanpak juist getuigt van grote expertise op het terrein van de barokinterpretatie. Intuïtie en spontaniteit, ze gaan in dit geval broederlijk samen, hand in hand, ze trekken met alle overtuiging samen op. Dat de constitutie van de achttiende-eeuwse muziekpraktijk voor Gaillard en het ensemble eerder een kwestie van aanvoelen dan van wetenschap is neemt niet weg dat het door de jaren heen ontstane en sterk gegroeide kennisveld op het gebied van die uitvoeringspraktijk ook op deze cd in bij wijze van spreken iedere maat te horen valt. Trouwens, wat is wetenschap eigenlijk anders dan ontdekken wat er al was of is? Maar Husserls criterium van de fenomenologie verder daargelaten is het uiteindelijke resultaat met de term 'barokfeest' naar mijn gevoel perfect omschreven. De schitterende, ruimhartige opname maakt dit feest helemaal compleet. Voor de kenners: Gaillard bespeelt een cello van Francesco Goffriller uit 1737, door het label aan haar ter beschikking gesteld. De inzet van zowel de fortepiano als het klavecimbel past naadloos in dit puissant rijke beeld. De cd is met 82 minuten speelduur aan de uiterste grens van zijn opslagcapactiteit, maar we zien dat de laatste tijd steeds meer verschijnen. In het begin van de jaren tachtig, toen de cd nog maar net als nieuw en veelbelovend mediumwas geïntroduceerd, dachten we dat het met de volledige Beethoven IX op cd wel bekeken zou zijn, maar de voortschrijdende techniek heeft die stelling al geruime tijd geleden achterhaald. Een foutje in het boekje: De symfonie in e wordt daarin ten onrechte met de Wq-indeling 178 (H 653) aangeduid, want men speelt op deze cd de versie zonder blazers, (2 fluiten, 2 hobo's, 2 hoorns) en dat is dus Wq 177.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links