CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2011

 

 

C.Ph.E. Bach: Concerten voor klavecimbel, 2 fluiten, 2 hoorns en strijkers Wq 43 (nr. 1 in F - nr. 2 in D - nr. 3 in Es - nr. 4 in c - nr. 5 in G - nr. 6 in C)

Andreas Staier (klavecimbel), Susanne Kaiser en Daniela Lieb (fluit), Christian Binde en Bart Aerbeydt (hoorn), Freiburger Barockorchester o.l.v. Petra Müllejans

Harmonia Mundi HMC 902083.84 • 1.34' • (2 cd's)


Merkwaardig toch hoezeer de appel vrij ver van de boom viel: Carl Philipp Emanuel (1714-1788), de op één na oudste zoon van Johann Sebastian Bach, had in muzikaal opzicht maar weinig gemeen met zijn vader. Waar die zich langs de traditionele lijnen bleef ontwikkelen, ging de zoon juist in de richting van wat later zou uitgroeien tot de 'Sturm und Drang' stijl waarin de emoties niet alleen een uiterst belangrijke rol speelden maar ook voortdurend wisselden: de empfindsamer Stil', ofwel de gevoelige stijl. De consequentie van die nieuwe benadering was zowel helder als doortastend: de zo vertrouwde meerstemmigheid in de vorm van complex contrapunt maakte plaats voor de melodie als drager van de 'Empfindung' (gevoel).

 
  Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788)
   
   

Carl Philipp had de diep ingewortelde Bachstijl niet alleen met de paplepel ingegoten gekregen, maar zich ook later op de Thomasschool in Leipzig moeten bekwamen in harmonie, contrapunt en klavier (eerst het clavichord en later de fortepiano), met als leraar vanzelfsprekend zijn vader, die niet alleen de cantor van de Thomaskerk maar ook muziekleraar aan de Thomasschool was. In Leipzig werd de basis gelegd voor zijn muzikale carrière, die eerst nog werd onderbroken door rechtenstudie aan de universiteiten van Leipzig en Frankfurt an der Oder. Anders dan zijn vader voelde Carl Philipp Emanuel zich een intellectueel die meestal in die kringen te vinden was. Zoals in 1738 in Berlijn, waar zijn kersverse benoeming als musicus aan het Pruisische hof van Friedrich II in het nabijgelegen Potsdam hem de mogelijkheid gaf zich niet alleen artistiek maar ook maatschappelijk te ontplooien. Hij verkeerde graag in het gezelschap van schrijvers, filosofen en andere musici. Geen wonder dus dat hij zich aansloot bij de Maandagclub, genoemd naar de intellectuelen die iedere maandagavond discussieerden over kunst en politiek.

Carl Philipps zoektocht naar gedurfde harmonieën en wendingen gevoegd bij zijn voorliefde voor sterke contrasten bleven aan het aartsconservatieve hof van Friedrich niet zonder gevolg: naarmate de tijd voortschreed kreeg de fluitspelende vorst steeds meer moeite met Carl Philipps gedurfde manier van componeren, wat tot gevolg had dat de componist niet veel beter werd betaald dan het keukenpersoneel. Het kostte de arme toondichter echter bijna drie decennia om weg te komen uit Berlijn: pas in 1767 sleepte hij een belangrijke functie in Hamburg in de wacht als de opvolger van Georg Philipp Telemann: hij werd heer en meester over de uitvoering van alle kerkmuziek in de Hanzestad.

Ook in pedagogisch opzicht stond Carl Philipp zijn mannetje: zijn Versuch über die wahre Art das Clavier zu spielen (1753) lag niet alleen permanent onder het hoofdkussen van Mozart en Beethoven, maar geldt ook vandaag de dag nog als een belangrijke leidraad voor de interpretatie van de barokmuziek. De historiserende uitvoeringspraktijk heeft aan dit belangrijke werk veel te danken.

Het lijkt niet overdreven om Carl Philipp in de beste betekenis een veelschrijver te noemen: zo schreef hij onder meer zo'n 200 pianosonates, 20 triosonates, 300 liederen, 22 passiemuzieken, 2 avondvullende oratoria en daarnaast nog een groot aantal cantates, sinfonia's en concerten. De door Harmonia Mundi vastgelegde zes klavecimbelconcerten maken deel uit van de meer dan 50 concerten in dit genre die Carl Philipp heeft gecomponeerd. De zes concerten Wq 43 werden uitgegeven in Hamburg in 1772, bijna vijf jaar na zijn benoeming als opvolger van Telemann. Wat 'empfindsamer Stil' betreft ademen ze dezelfde stoutmoedigheid uit als de een jaar later gepubliceerde strijkerssymfonieën: we zijn de 'Sturm und Drang' periode al met zeer rassen schreden genaderd. Wie denkt dat Beethoven hier bijna in aantocht is heeft het bij het goede eind: het Cconcert in D levert al in het Allegro di molto het bewijs. Maar Staier gaat nog een stap verder en ziet in het Concert in c-klein raakvlakken met Schuberts Wanderer-fantasie en de pianosonate van Liszt. Het lijkt ver gezocht, maar dat is het niet, al lijkt het uitgesloten dat Schubert noch Liszt deze klavecimbelconcerten echt soortelijk gewicht hebben meegegeven voor hun eigen composities. Het is maar de vraag of zij ze hebben gekend (het lijkt niet waarschijnlijk). Wat wel kan worden gezegd is dat de muziek van Carl Philipp past in een ontwikkeling die uiteindelijk naar Mozart en Beethoven, en later ook Schubert en Liszt voerde. De historisch gevormde weefpatronen zijn wat dat betreft onmiskenbaar.

Staier schreef zelf de uitgebreide toelichting en hij deed dat met zoveel verve dat die terug te vinden moest zijn in de uitvoeringen zelf. En jawel, Staier houdt een dusdanig warm en overtuigend pleidooi voor deze muziek dat ik vaak het gevoel had met uitgesproken geniale werken van doen te hebben. Wat hierbij zeker ook heeft geholpen is het aandeel van een van de beste barokorkesten die Europa rijk is. Dat uit zich niet alleen in de glanzende tutti maar ook in de vele solistische bijdragen.

Harmonia Mundi lijkt zich in de Teldex Studio in Berlijn goed thuis te voelen; en terecht, want daar zijn al heel veel schitterende opnamen gemaakt, zoals deze in mei 2010. Het klavecimbel (een kopie naar Hieronymus Albrecht Hass, Hamburg 1734) staat er bijzonder fraai op, met de warme maar tegelijk transparante orkestkleuren daaromheen gedrapeerd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links