![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2016
|
Die Kunst der Fuge, of zoals de titel eerst luidde, Die Kunst der Fuga, is ongetwijfeld Bachs laatste werk, en daarmee ook zijn muzikale testament. En omdat het onvoltooid is gebleven ontstond de vrijwel onvermijdelijke cultus van geheimzinnigheid en speculatie, die vooral werd gevoed door de vraag of nu het wel of niet waar was wat zoon Carl Philipp Emanuel in de partituur had neergeschreven: "Über diese Fuge, wo der Name BACH im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser gestorben". Handschrift Onderzoek Dat onderzoek - en dan met name het resultaat daarvan - is belangwekkend omdat de tijd zijn sporen nagelaten heeft: het wemelt van de onnauwkeurigheden in handschriften en Stichvorlagen (de voor de eerste druk geëigende partituur) en mogelijk andere bronnen, niet in de laatste plaats ook door ongeautoriseerde toevoegingen en verwijderingen. Oude gebreken leverden weer andere, nieuwe gebreken op, waardoor uiteindelijk niemand meer precies weet wat nu wel en wat nu niet Partiturtreue is. Door de decennia heen heeft gemakzucht hierbij een wezenlijke rol gespeeld: handschrift- en publicatieonderzoek vormt een hels karwei, en daarvoor zijn niet alleen kennis en energie, maar ook geld nodig. Talloze belangrijke manuscripten zijn in de loop der tijd of zwaar gehavend of zelfs verdwenen. Soms werd de waarde ervan niet ingezien en verhuisden ze naar de afvalbak, maar het kwam natuurlijk ook voor dat de waarde ervan nu juist wèl werd erkend en ze vervolgens via handelaren, tussenhandelaren, verzamelaars en anderen uit het zicht verdwenen. Niet zelden gebeurde dat zelfs nog op de dag dat de componist overleed, neven, nichten, vrienden en bekenden ermee aan de haal gingen, pagina's uit het manuscript werden gescheurd en afzonderlijk te koop aangeboden. Pas in de laatste jaren, toen ook de computer meer en meer vat kreeg op het wetenschappelijk onderzoek en tegelijkertijd daarvoor meer geld beschikbaar kwam, konden her en der vele sluiers van die altijd weer zo onbetrouwbaar blijkende historie worden opgelicht. Maar er moet nog iets aan toe worden gevoegd: ook in het museale circuit viert de bureaucratie hoogtij en kan het de spreekwoordelijke lichtjaren duren alvorens een bibliotheek, die in het bezit is van belangrijke handschriften, overgaat tot publicatie ervan of bereid is een fotokopie aan derden - zoals daar zijn musicologen en muziekuitgevers - ter hand te stellen. De voortschrijding van het wetenschappelijk bronnenonderzoek en de toenemende betrokkenheid van wetenschappers, meestal musicologen, leiden nogal eens tot een soort 'Eureka!' die de muziekwereld wakker schudt met de wetenschappelijk onderbouwde conclusie 'dat het niet zo is zoals het lijkt'. Waarbij het zelfs niet uniek is dat stokoude partituren en eerste drukken plotsklaps in een geheel ander licht komen te staan, en dat musici zich wereldwijd achter de oren krabben 'omdat het niet meer klopt', waarvan ze natuurlijk eerst dachten dat het wèl klopte. Bijzonder is dat allemaal niet, de verschillen tussen bijvoorbeeld autograaf en Stichvorlage. Ik denk niet dat het overdreven is om te stellen dat Beethoven méér opusnummers aan zijn lijst zou hebben kunnen toevoegen als zijn Kopisten (kopieerders) en zijn uitgevers hun werk beter hadden gedaan. Hij en vele andere componisten waren immers het slachtoffer van allerlei vormen van desinteresse. Zo tonen Beethovens Konversationshefte en correspondentie ons de vrijwel oeverloze ellende die daaruit voortsproot. Het was meestal aan de componist voorbehouden om al die fouten te corrigeren, en dan ging het vaak nóg mis. Het is wrang om te vast te stellen dat tijdloze muziek daadwerkelijk het risico liep deels vermalen te worden tussen al die tijdgebonden raderen. Overbodige ´noodoplossing´ Om aan het onvoltooide karakter van het werk enigszins tegemoet te komen greep Carl Philipp Emanuel naar een geheel overbodige, eigenlijk ongewenste 'noodoplossing': hij voegde het Bach-koraal Vor deinen Thron tret ich hiermit toe, dat geen enkele verwantschap heeft met Die Kunst op zich. Gevoegd bij "Über diese Fuge, wo der Name BACH im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser gestorben", werd hiermee in ieder geval de vruchtbare bodem gelegd voor de typisch romantisch getinte veronderstelling die de tijden heeft kunnen trotseren en de mogelijke val voor menige biograaf in ieder geval wagenwijd open heeft gezet: dat Bach nog vrijwel tot zijn stervensuur werkte aan de uiteindelijke bekroning van zijn opus magnum op dit terrein, en dan met name de viervoudige fuga (gestoeld op vier thema's), tot de dood hem de notenpen voorgoed uit de hand nam en dus ook de thematische benaming B-A-C-H daardoor onbenoemd moest blijven. Yoshitake Kobayashi heeft overtuigend aangetoond dat het onvoltooide handschrift met het fragment van de slotfuga (a 3 Sogetti) al in 1747/48 moet zijn ontstaan, dus ongeveer twee jaar voor de dood van de Thomascantor. Volgens vele deskundigen, waaronder de alom gerespecteerde Bachkenner en biograaf Christoph Wolff, kan de viervoudige fuga als een soort toegift hebben gediend, ontsproten aan een gedachte achteraf, uiteindelijk misschien ook bedoeld als de kroon op het immense werk, toen het graveren (voor de eerste druk) al was begonnen. Hij acht het niet onmogelijk dat de fuga op het tijdstip van Bachs overlijden verder was gevorderd dan wordt verondersteld. Wolff baseert zich daarbij op de door Johann Friedrich Agricola en Carl Philipp Emanuel Bach samengestelde Nekrolog auf Johann Sebastian Bach (1754), waarin melding wordt gemaakt van schetsmateriaal voor een fuga met vier thema's met inversie (omkering). Het moet dan Bachs oorspronkelijke opzet zijn geweest om de vier thema's eerst in klad, op een ander notenblad, op hun combinatiemogelijkheden duchtig te beproeven en begon hij wellicht aan de uitwerking ervan na de beëindiging van de expositie in het netschrift, bij maat 239, en is het dan bij die kladversie gebleven. Natuurlijk kan niet worden uitgesloten dat Bach de schets uiteindelijk toch nog heeft gecompleteerd of zelfs nog op een afzonderlijk notenblad in netschrift heeft genoteerd, maar dat het in de nalatenschap over het hoofd is gezien, als zodanig niet werd herkend of verloren is gegaan. Twee verschillende versies Belangrijk verschil Notatie De uitvoeringsgeschiedenis heeft aangetoond dat Die Kunst der Fuge ook bij de minst voor de hand liggende bezettingen moeiteloos overeind blijft. Van saxofoonkwintet tot gambaconsort, van gitaarkwartet tot symfonieorkest, het kan allemaal. Als het op fijnzinnigheid aankomt blijft Mozarts bewerking van Contrapunctus 8 voor strijktrio (KV 404a) echter een schoolvoorbeeld. Maar in welke bewerking ook, Die Kunst der Fuge is een onaantastbaar, tijdloos en universeel monument van de instrumentale muziek, "das vollkommensten practischen Fugenwerk". Voor wie bestemd? Bewerkingen Instrumenteren als leerobject Bachs Die Kunst is niet Duits, niet mathematisch, maar precies zoals Alban Berg het eens aan zijn Helene schreef: "Gestern Die Kunst der Fuge gehört. Herrlich! Ein Werk das bisher für Mathematik gehalten wurde. Tiefste Musik!" Muziek die universeel is en blijft, muziek voor en van alle tijden, de instrumentale en blijvend moderne Parnassus uit de achttiende eeuw. Brecon Baroque De grootste uitdaging is niet de keuze van de bezetting maar hoe de aandacht zo lang gevangen te houden in een wirwar van 'gewone' fuga's, fuga's in tegenbeweging, dubbel-, tripel- en quadrupel fuga's en canons die ook nog eens ingrijpende veranderingen ondergaan, met Latijnse benamingen als rectus en inversus, augmentationem en diminutationem. Het vereist een goed uitgedachte strategie om met behulp van een uitgebalanceerde articulatie, een geraffineerd gehoor voor horizontale en verticale expressie (beide zijn van het grootste belang), proportionele dynamiek en - niet minder belangrijk - stilistisch verantwoorde maar vrij toegepaste ornamentatie de aandacht van de toehoorder voortdurend vast te houden. Daar hoort ook bij - het is een essentieel onderdeel van iedere geslaagde interpretatie en het geldt voor het gehele ensemble - dat naast de agogiek de stemvoering in alle registers gelijkberechtigd is. Dit alles maakt het essentiële verschil tussen droge theoretische kost en bevlogen musiceren. Door Podger cum suis worden we op alle punten rijkelijk beloond. Het is wonderlijk hoe harmonieus de muzikale abstractie van Bachs laatste werk zich in deze uitvoering vertaalt naar en verhoudt tot de expressieve exploratie van Podger en Brecon Baroque. De volgorde die wordt aangehouden is niet 'volgens het boekje'. Zo volgt op Contrapuntus 1 3, op 10 5 en op 8 11. Dat is uiteraard de bewuste keus van de vertolkers en waar muzikaal bezien niets tegen is in te brengen. Contrapuntus 14 eindigt daar waar Bach zijn pen voorgoed neerlegde, wat altijd een dramatisch moment is. Wat eveneens een belangrijke rol speelt is de opnamekwaliteit, want die geeft ons wel of niet voldoende toegang tot dit grote werk. We kunnen ons ook op dit gebied de laatste jaren gelukkig prijzen: labels en opnametechnici lijken het belang van een doorzichtige opname te hebben onderkend. Channel Classics maakt daarop geen uitzondering en heeft een strikt heldere maar gelukkig tevens warme opname afgeleverd. De nagalm is precies goed. Kortom, we mogen ons met deze nieuwe uitgave zonder restrictie gelukkig prijzen. index |
|