CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2013

 

Bach: Franse suite nr. 5 in D, BWV 816 - Engelse suite nr. 3 in d, BWV 808 - Prélude, Fuga en Allegro in D, BWV 998 (getransponeerd naar Es-groot) - Suite in e, BWV 996 (in bewerkingen door Peter en Zoltán Kátona)

Katona Twins (Peter en Zoltán Katona)

Channel Classics CC SA 34713 • 64' • (sacd)

Opname: september 2012,
Doopsgezinde Kerk, Deventer

 

Is het gek om Bach op de gitaar uit te voeren? Bach kan desnoods op een glasharmonica worden gespeeld, maar het is niet zo dat er straffeloos met zijn muziek kan worden omgegaan. Zo zal niemand het in zijn hoofd halen om een groots orgelwerk naar strijktrio te converteren, maar op een accordeon zou het nog best lukken, denk ik. Ik geloof zelfs dat heel lang geleden de virtuoze accordeonist Harry Mooten dat heeft gepresteerd en dat het bepaald niet als ‘rommel’ klonk.
Een daarbij passende vraag zou kunnen zijn: waarom eigenlijk? Vandaag de dag zijn er voor alle werken van Bach alle instrumenten beschikbaar waarvoor Bach zijn muziek schreef; en niet te vergeten de musici die daar alles uit kunnen halen wat het oor en het gemoed streelt. Bewerkingen moeten een bepaalde functie, zin hebben, anders moet er niet aan worden begonnen. Voor een specifieke gelegenheid bijvoorbeeld, of omdat er voor een bepaald instrument te weinig is gecomponeerd en daarom wordt ‘uitgeweken’ naar stukken die voor dat bepaalde instrument niet zijn geschreven. Of omdat een bepaald instrument heel mooie composities heeft opgeleverd maar dat niet in een kleine ruimte kan worden gebruikt. Denk maar aan het grote orgel en de fraaie bewerkingen die Ferruccio Busoni (1866-1924) voor de piano heeft gemaakt.

De Katona Twins, de Hongaarse eeneiige tweeling Peter en Zoltán Katona, twee meesters op de gitaar, kozen voor een aantal werken van Bach die zich bij uitstek lenen voor uitvoering op gitaar. De gitaarduetten werden oorspronkelijk voor het klavecimbel gecomponeerd en de solostukken voor de luit. Echter, de complexiteit van die ‘luitstukken’ in aanmerking genomen, is er wat voor te zeggen dat het composities voor een ‘Lautenwerk’ betrof, d.w.z. een klein klavecimbel met de klankeigenschappen van de luit. Het staat vast dat Bach twee van dergelijke instrumenten bezat, maar het kan ook zijn dat Bach omtrent deze stukken werd geadviseerd door Sylvius Leopold Weiβ.
De Franse suite BWV 816 en de Engelse suite BWV 808 zijn niet willekeurig gekozen: Bach heeft ze zo nooit genoemd (de titels werden na Bachs dood door de muziekuitgever bedacht). Beide suites hebben wel raakvlakken met de Franse luit- en klavecimbelmuziek maar niet met de typisch Engelse barokstijl (misschien waren de Engelse suites bedoeld voor een Engelse opdrachtgever?). De Courante in BWV 816 is door zijn snelle driekwartsmaat sowieso niet Frans, maar eerder Italiaans. De Suite in e-klein, BWV 996 moet het helaas zonder autograaf stellen en is alleen in het handschrift van Johann Gottffried Walther en later ook nog van Heinrich Nikolaus Gerber, een leerling van Bach, voorhanden. De suite is gemodelleerd naar het bekende type klaviersuite van Johann Jakob Froberger (1616-1667), met vier vaste dansante delen: Allemande, Courante, Sarabande en Gigue. Bach voegde er naast een Bourrée nog een Preludium in de vorm van een Passagio-Presto aan toe, en zo groeide het uit tot een zesdelig werk. Het leent zich, evenals de beide suites uitstekend voor gitaarduo. De Prélude, Fuga en Allegro in D, BWV 998, door de Katona’s getransponeerd naar Es-groot, is eigenlijk een wat vreemde eend in de bijt, zowel gemeten naar compositie als naar de gitaarbewerking. Om met de compositie te beginnen: Bach schreef veel préludes en fuga’s, maar BWV 998 is de enige die driedelig is opgezet, door het toegevoegde Allegro. Het blijft gissen waarom het zo is gegaan. Zo beweert de ene musicoloog dat het stuk onderdeel uitmaakt van een groter werk, terwijl een ander van mening is dat Bach het stuk aan het einde van zijn leven schreef en dat het slotdeel de kern is van een theologische boodschap, door te verwijzen naar BWV 591, het vanuit theologisch perspectief gecomponeerde ‘Kleines harmonisches Labyrinth’ Grote waardering voor de gitaarbewerking, want die is zondermeer geslaagd, maar je hóórt er doorheen dat het een groter werk is en dat bij uitstek voor het orgel geschikt lijkt, en niet voor ‘lichtere’ instrumenten als klavecimbel, luit of gitaar.

Wat de beide uiterst muzikale Katona-broers zowel interpretatief als technisch presteren getuigt van zeer hoog niveau. Het is een voortdurend genot om naar dit duo te luisteren. We krijgen ‘Bach vanuit een ander perspectief’ voorgeschoteld dat uitstekend bevalt. Bovendien: de gitaar – mits heel goed bespeeld en zeker als het er twee zijn, zoals hier – leent zich uitstekend voor het doorgronden van complexe polyfonie. In deze stukken wordt ieder detail van de textuur danook haarscherp waargenomen. Dat brengt me op de uitstekend geslaagde opname die het allemaal laat horen, het zoveelste juweeltje uit de Channel Classics-stal!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links