CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2010

 

 

Bach: Ouverture nr. 1 in C, BWV 1066 - nr. 2 in bes, BWV 1067 - nr. 3 in D, BWV 1068 - nr. 4 in D, BWV 1069 - Vioolconcert in a, BWV 1041 - Dubbelconcert (voor viool en hobo) in D, BWV 1060R - Tripelconcert (voor fluit, viool en klavecimbe)l in a, BWV 1044.

Yehudi Menuhin (viool), Leon Goossens (hobo), William Bennett (fluit), George Malcolm (klavecimbel), Bath Festival Orchestra o.l.v. Yehudi Menuhin.

EMI Classics 4 56314 2 9 • 67' + 74' • (2 cd's)


Wat wisten we eigenlijk van het 'authentieke' musiceren, van de historiserende uitvoeringspraktijk toen deze uitvoeringen voor het eerst op de markt werden gebracht? Dat was in het begin van de jaren zestig, toen de lp ons nog volledig in de greep had en we niet beter wisten dan dat dat de ultieme geluidsdrager was en bleef. Twintig jaar later zou alles anders zijn: de cd maakte zijn intrede en Nikolaus Harnoncourt had met zijn Concentus musicus Wien de authentieke toon gezet. Maar wat dan nog? We schuiven Pablo Casals' vertolking van Bachs cellosuites toch ook niet aan de kant? En we willen toch nog steeds vader en zoon Oistrakh in Bachs Dubbelconcert horen? Onlangs kreeg ik een email van een lezer die de vloer aanveegde met de 'ouderwetse speeltrant' à la Otto Klemperer en die Eugen Jochums interpretatie van Haydns Londense symfonieën verafschuwde. De kans is levensgroot dat over deze Bach-vertolkingen onder en met Menuhin een soortgelijk oordeel wordt geveld! Tja, hoe ouderwets is ouderwets eigenlijk en mogen we deze term op de muziek zomaar toepassen? Wie naar uitvoeringen uit bijvoorbeeld de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw luistert hoort weliswaar een heel andere speelstijl (inclusief stevige portamenti!), maar dat maakt ze niet minder fascinerend. Veel van die uitvoeringen staan juist heel dicht bij hetgeen de componist voor ogen moet hebben gestaan. Bovendien: wat viel er toen eigenlijk te knippen? Het is ongekend puur en vol spanning, iets wat vandaag de dag veel minder vanzelfsprekend is geworden door al dat digitale knip- en plakwerk dat menige uitvoering op cd volkomen dood maakt.

Menuhin en zijn partners leveren uiterst geïnspireerde en bevlogen interpretaties af, maar een knipoog naar spelzuiverheid is wel gewenst. Beluistert u maar op de tweede cd de finale van het Vioolconcert BWV 1041, waar in het Allegro assai Menuhin verre van vlekkeloos intoneert en bovendien de gelijkloop niet verzekerd is. Elders zijn er eveneens kleine feilen in het samenspel, maar de spanningsbogen zijn onverminderd hoog. Het Bath Festival Orchestra was zo'n typisch Engels gelegenheidsorkest, maar wel met uitmuntende solisten, zoals in dit geval de fluitist William Bennett en de hoboïst Leon Goossens.

De opnamen zijn uit 1958, 1960, 1962 en 1965 en dat hoor je dus. Het lijkt mij dat een digitale opfrisbeurt wonderen heeft gedaan en dat we ondanks de bezwaren en beperkingen toch een belangrijk tijdsdocument in handen hebben dat per saldo heel veel muzikaal plezier verschaft. Dat de ritmiek bezadigder, de frasering wat stroperiger en het dynamische parcours minder flitsend verloopt dan bij de 'authentieke' collega's doet daaraan niets af.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links