![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2007 |
||
Bach: Weihnachtsoratorium BWV 248. Christine Schäfer (sopraan), Bernarda Fink (mezzosopraan), Werner Güra (tenor - evangelist), Gerald Finley en Christian Gerhaher (bas), Arnold Schönberg Chor, Concentus Musicus Wien. Dirigent: Nikolaus Harnoncourt. Deutsche Harmonia Mundi DHM 88697 11225 2 • 77' + 72' • (2 sacd's) Deze cd-uitgave van Bachs Weihnachtsoratorium is samengesteld uit live-registraties van de concerten tussen 7 en 11 december 2006 en 12-14 januari 2007 in de 'gouden' zaal van de Musikverein in Wenen. Ik overdrijf niet: muzikaal Wenen lag toen aan de voeten van dirigent Nikolaus Harnoncourt, hetgeen zich in de Weense pers ook weerspiegelde: de Wiener Zeitung, Presse, Krone, Standard, Kurier buitelden in superlatieven over elkaar heen. Nee, dit had men in de muziekmetropool toch nog niet zó prachtig gehoord, zó overweldigend, zó vol jubel en bezinning. 'Meisterhaft', 'Leichtigkeit der Intensität', enzovoorts. Nu is de Weense pers vaak uitgesproken chauvinistisch of volkomen tegenovergesteld, zoals de doorsnee Wener dat eigenlijk ook wel is. Als het op de artistieke beoordeling aankomt is vooringenomenheid nogal eens een sta-in-de-weg, maar in dit geval... Harnoncourt en de zijnen hebben inderdaad toch wel een 'Meisterstück' afgeleverd, wat dan tevens inhoudt dat deze cd-release gelijk maar aan de bovenkant van het al behoorlijk uitgedijde aantal uitvoeringen kan worden geplaatst. Het is al vaker gezegd: het Concentus Musicus Wien is een ensemble dat zich - onder de bezielende leiding van Nikolaus Harnoncourt - al zó lang en zó intensief met het barokrepertoire bezighoudt dat het eigenlijk niet anders had kunnen lopen. Maar goed, de solisten, hoe zorgvuldig ook gekozen, kunnen er wel degelijk nog afbreuk aan doen, wat echter al evenmin het geval is. Christine Schäfers vocalen schitteren als kristallen, de warme mezzo van Bernarda Fink (het prachtig uitgevoerde boekje rept overigens van een alt) kent vele bijna hemelse momenten (ze doet me sterk aan Frederica von Stade in haar glorietijd denken), de tenor Werner Güra is de ideale, altijd verstaanbare evangelist en de bassen Gerald Finley (in de eerste drie cantates) en Christian Gerhaher (in de laatste drie cantates) geven elkaar in het domein van dictie, stembeheersing en inlevingsvermogen werkelijk niets toe. Het Arnold Schönberg Chor ten slotte levert het volmaakte stemmenarsenaal dat zich in alle geledingen met maximaal reliëf manifesteert. Technisch meesterschap, van het lenige Concentus Musicus tot het bijna de sterren plukkende Arnold Schönberg Chor, met een solistenteam dat staat als een huis. Dan is er al zóveel gewonnen! Wie de beide boeken van Harnoncourt kent, Der musikalische Dialog en Klangrede, zal er zeker niet van opkijken dat zijn visie op Bachs muziek zich in de loop der jaren niet fundamenteel heeft gewijzigd. De belangrijkste aanpassingen betreffen zijn tempokeuze en de retorische aspecten, ofwel de kunst van de muzikale uitdrukking van het overgeleverde notenbeeld, met behoud van alle grondbeginselen zoals die voor Harnoncourt zo'n drie decennia geleden al golden. Want laten we wel zijn: Harnoncourt mag zonder overdrijving tot de grondleggers van de historiserende muziekpraktijk worden gerekend. Hij heeft ons denken over en het interpreteren van de barokmuziek zo niet veranderd, dan toch behoorlijk gestimuleerd. Met 'onze' Gustav Leonhardt aan zijn zijde, toen het grote cantatewerk van Bach in 'authentieke' stijl althans discografisch nog van de grond moest komen (Telefunkens Das alte Werk). De melodische en harmonische stemvoering is in deze uitvoering voorbeeldig, zo doorzichtig, slank en rank, zo rijk dynamisch uitgewerkt, met een meesterlijk getroffen innigheid daar, waar Bach zijn heilsboodschap grootse momenten van bezinning heeft meegegeven. De organische samenhang tussen jubel en verinnerlijking vormt een van de vele hoogtepunten van dit grootse gebeuren. Iedere frase op een goudschaaltje gewogen, de expressie eveneens met meesterhand boetserend, het enorme engagement als het stralend middelpunt in deze op en top verzorgde verklanking. De polyfone architectuur komt zeer transparant uit de luidsprekers, het stemmenweefsel is zo helder als glas, de articulatie een klasse apart. Harnoncourt heeft duidelijk gewerkt naar een optimale doorzichtigheid, zonder daaraan het zijns inziens voor dit werk benodigde klankvolume op te offeren. Bij hem dus geen bezettingsanorexia, zoals we die bij bijvoorbeeld Joshua Rifkins Bach-vertolkingen aantreffen, de bijna tot op het bot uitgeklede vocale bezetting omdat 'Bach het zo zou hebben gewild' (dergelijke baarlijke nonsens circuleert nog steeds hardnekkig in sommige kringen en wordt her en der ook nog voor 'authentiek' versleten). Wie nog steeds denkt dat de vocale bezetting in Bachs cantates, missen, passiemuzieken en de paas- en kerstoratoria aan een vermageringskuur behoort te worden onderworpen verwijs ik graag naar het Bach-Jahrbuch 2006, waarin met dit sprookje op grond van onlangs boven water gehaalde bronnen wetenschappelijk gefundeerd wordt afgerekend. Harnoncourt was naar ik meen ook de eerste dirigent die het slotkoraal van Bachs Matthäus-Passion ('Wir setzen uns mit Tränen nieder') bijna dansant uitvoerde, als het ware wijzende naar een hoopvolle toekomst. Dansen doet ook het openingsdeel van het Weihnachtsoratorium, er valt hier ook veel te juichen en te jubelen, alsof de aarde zich opent. Die lijn wordt glanzend doorgetrokken in deze muzikale verhandeling die zich uitstrekt over dertien dagen - vanaf Jezus' geboorte en de herders (delen 1 t/m 3) tot Driekoningen (delen 4 t/m 6) - met een koraalmelodie van Hassler voor de pulserende onderlaag (het is diezelfde melodie die aan het slot van het werk voor een oogverblindende schittering zorgt). D-groot domineert, met pracht en praal, onderbroken door reflecterende beschouwingen in een daarbij passende bescheiden gehouden omlijsting. Evenals in de grote passiemuzieken is het de evangelist die het bijbelse verhaal vertelt en daarbij het verbindende element vormt. In deze rol is Werner Güra gewoon ideaal. Zijn voortreffelijke dictie en het ontbreken van larmoyante trekjes staan borg voor de perfecte verstaanbaarheid van de tekst. Hij combineert voortreffelijk de nuchtere waarneming met gedoseerde emotie. Harnoncourt heeft zijn toch al geweldige uitvoering uit 1973 (met Kurt Equiluz, Paul Esswood, Siegmund Nimsgern, solisten van de Wiener Sängerknaben, Chorus Viennensis [toen uitsluitend met mannen- en jongensstemmen!] en Concentus musicus Wien op Teldec 9031.77610-2) nu toch nog overtroffen. Ook de opname is zeer goed geslaagd, met het koor op juiste afstand van het orkest, de solisten goed geïntegreerd en het orgel gelukkig niet dominant. De feestelijke trompetten klinken glanzend en nooit scherp. De barokpauken heb ik trouwens nog nooit zó realistisch gehoord als in deze opname. Het authentieke instrumentarium (eerder replica's daarvan) komt optimaal uit de verf. Harnoncourt leidt hier een bijzonder evenement waarin de gouden glans van verwondering en beheerste uitbundigheid domineren. Dit is typisch zo'n uitgave die straks in de prijzen kan vallen. Harnoncourts verfrissende inzichten in deze partituur en zijn vertolking die ze ook allemaal waarmaakt brengen onderscheidingen als bijvoorbeeld Wiener Flötenuhr en Deutscher Schallplattenpreis, ja zelfs een Edison als het ware binnen handbereik. In het cd-boekje is ook een interessant artikel van de hand van Harnoncourt opgenomen: »Over de articulatie en instrumentatie van het Weihnachtsoratorium« (Duits/Engels). Wie al een of meerdere uitvoeringen uit het 'authentieke kamp' heeft (ik denk daarbij vooral aan Jacobs (Harmonia Mundi), Gardiner (Archiv), Koopman (in 1996 nog op Erato), Christophers (Collin), Herreweghe (Virgin) en Suzuki (BIS)) zou dus eigenlijk tóch naar de winkel moeten snellen! index | ||