CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2023

Notebooks for Anna Magdalena

Klik hier voor de inhoudsopgave

Carolyn Sampson (sopraan), Mahan Esfahani (klavecimbel en clavichord)
Hyperion CDA68387 • 77' •
Opname: juni 2021, Parish Church of St John the Baptist, Loughton, Essex (VK)

 

Let wel, dit zijn zeker niet allemaal meesterwerken, maar zomaar wat niemendalletjes zijn het evenmin. Centraal staan de beide welbekende ‘Notenbüchleins' met daarin opgenomen solowerken voor klavier, voorts aangevuld met een aantal oefen- en vocale stukken, samengesteld door Johann Sebastian voor zijn tweede echtgenote, Anna Magdalena, ‘ter haar lering en vermaak' in hun eerste huwelijksjaren. Er zijn twee banden overgeleverd, de eerste daterend uit 1722, de tweede uit 1725, beide ondergebracht in het muziekarchief van de Berlijnse Staatsbibliotheek (het instituut dat over de meeste kostbare manuscripten beschikt). Er is weliswaar nog een derde ‘Notenbüchlein', maar dat was bestemd voor Bachs oudste zoon Wilhelm Friedemann.

Spijtig genoeg is het uit 1722 daterende boekje alleen fragmentarisch bewaard gebleven. Uit de gegeven banddikte kan worden opgemaakt dat er ééns sprake moet zijn geweest van zo'n 75 bladzijden. aldus keurig overeenstemmend met de omvang en dus de inhoud van de band uit 1725, die wel in zijn geheel bewaard is gebleven. Van het 'Büchlein' uit 1722 zijn niet meer dan 25 vellen overgeleverd. Doordat de ongenummerde bladen los in de band liggen en paginanummers ontbreken valt de juiste volgorde niet meer met enige betrouwbaarheid vast te stellen. Het kan een van de redenen zijn geweest waarom dat ‘Büchlein´ voor zover bekend niet aan diepgaand muziekwetenschappelijk onderzoek onderworpen is geweest. Althans: ik heb dienaangaande geen publicaties kunnen vinden.

Anders is dat ten aanzien van het ‘Büchlein' uit 1725, dat zich wel in voldoende musicologische belangstelling heeft mogen verheugen. Al is het ook in dit geval menigmaal gissen naar de naam van de componist, zij het dat kan aan de hand van bepaalde stijlkenmerken wel aanwijzingen in een bepaalde richting kunnen worden gevonden. Wat wel vrij constant te herkennen is, is het keurige handschrift van Anna Magdalena.

De inhoud is behoorlijk gemêreerd, zoals ook de inhoudsopgave al laat zien. Waarbij moet worden opgemerkt dat onder de toenmalige lutheranen in Noord-Duitsland de muzikale ontwikkeling sowieso wijd verbreid was, zowel in steden en dorpen als op het platteland, zoals ook de muziekbeoefening binnenskamers eveneens in het teken stond van muziek van componisten van zelfs buiten de eigen landgrenzen.

Van Anna Magdalena (1701-1760) weten we dat haar zangkunst in hoog aanzien stond en dat zij als zodanig vanaf de zomer van 1721 in dienst was van de keurvorst van Anhalt-Köthen, toen dezelfde broodheer van Johann Sebastian Bach. Haar vader moet ook zeer muzikaal zijn geweest: Johann Caspar Wilcke was een van de in Zeitz en Weißenfels gelegerde hoftrompettisten.
De ‘klik' met de eveneens aan het hof van de keurvorst werkende Bach moet snel tot stand zijn gekomen, want al op 3 december 1721 trouwde Anna Magdalena met de dan 16 jaar oudere componist en organist. Van de uit dit huwelijk voortkomende dertien kinderen wisten er slechts zes hun jonge jaren te overleven. Daarnaast had Anna Magdalena de zorg over de vier kinderen uit het eerste huwelijk van haar man. Het zal haar alles bijeen genomen niet licht gevallen zijn. Toen Bach in 1750 overleed, ware de beide jongste dochters pas 8 en 12, en daarmee minderjarig. Hertrouwen betekende in die tijd het onherroepelijk verlies van het alleenrecht op het ouderlijk toezicht, kregen derden van hogerhand het voogdijschap toegemeten en gingen zich aldus met de opvoeding bemoeien. Dat wilde ze niet en dus hertrouwde ze niet. Onder welke omstandigheden ze als 58-jarige weduwe overleed weten we niet, maar vermoed wordt dat ze na Bachs dood jaren in bittere armoede leefde.

De in de beide ‘Notenbüchleins' bijeengebrachte stukken, veelal genoteerd in het handschrift van Anna Magdalena en menige daarvan zeker niet van het eenvoudigste soort, lijken er duidelijk op te wijzen dat zij op het klavier evenzeer behoorlijk bedreven moet zijn geweest. Want waarom zou anders die verzameling zijn aangelegd dan om er zelf (ook) uit te (kunnen) spelen? Zoals het ook voor de hand ligt dat de in de band opgenomen aria's met instrumentale begeleiding specifiek voor uitvoering door haarzelf bestemd waren.

Voor de uitvoering van de op dit album verzamelde 40 stukken (zie de inhoudsopgave) heeft Esfahani twee instrumenten in stelling laten brengen. Ten eerste een recent door Peter Bavington (Londen) vervaardigd clavichord, gestoeld op een in Neurenberg aangetroffen instrument dat met een zekere mate van betrouwbaarheid kon worden toegeschreven aan Johann Heinrich Silbermann (1727-1799), een volle neef van de veel beroemder geworden orgelbouwer Gottfried Silbermann (1683-1753). Dan een uit 1992 daterend enkelmanualig klavecimbel met twee 8-voetregisters met een spanwijdte van 4.5 octaaf van Miles Hellon (Londen), gebouwd naar het voorbeeld van twee instrumenten in slot Charlottenburg en toegeschreven aan Michael Mietke ca.1669-1719). De stemming heeft als leidraad die van de achttiende-eeuwse theoreticus Johann Georg Neidhardt. Dat het stuk van François Couperin (‘Le Grand') hier - anders dan gebruikelijk - niet op klavecimbel, maar op clavichord wordt uitgevoerd motiveert Esfahani door te wijzen op de toenmalige grote populariteit van het instrument (alleen al de bescheiden omvang ervan en de niet al te dominante klank maakte het mogelijk om het in menige huiskamer een geschikt plekje te geven).

Het klavecimbel klinkt op deze fraaie opname gelukkig aangenamer in de oren dan op eerdere registraties: het speciaal voor hem in 2018 gebouwde klavecimbel van de hand van de Jukka Ollikka (Praag), met als belangrijk kenmerk het sonore, maar stevig doordreunende 16-voetregister, begon al snel op zijn zenuwen te werken, en al helemaal door de plaatsing ervan in de daarvoor te ruime akoestiek van Parish Church of St John the Baptist in Loughton, Essex, waar overigens ook deze nieuwe opname is gemaakt.

Zonder het spel van Esfahani ook maar enigszins tekort te doen - hij speelt deze miniaturen ronduit voortreffelijk, als solist én als begeleider - gaat wat mij betreft de zegepalm toch naar de Britse sopraan Carolyn Sampson die zeldzaam innemend werkelijk de sterren van de hemel zingt, en daarbij bovendien een grote stijlbewustheid aan de dag legt. Er is zoveel vocale gloed en glans in haar vertolkingen dat het, en zeker in deze voor haar stem bijna ideale akoestische ruimte, een ware lust voor het oor is.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links