![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2006 |
||
Bob van Asperen (klavecimbel). Aeolus SACD • 79' • (sacd)
Bachs
zes Franse suites behoren tot zijn eerste composities in het
genre. Volgens de Engelse dirigent, klavecinist en musicoloog
Thurston Dart ontstonden de eerste vier suites tussen 1727
en 1723 en de resterende twee ietwat
later, zo rond 1725. Uit het overgeleverde notenmateriaal blijkt
dat de componist de suites meerdere malen heeft gereviseerd
en daarnaast wijzigingen aanbracht in de te spelen volgorde. Bach dacht
in eerste aanleg niet aan suites, maar aan dansen. Pas later
vatte hij het plan op om ze tot een eenheid te smeden en als
suites te presenteren. De basis wordt gevormd
door de delen Allemande, Courante, Sarabande en Gigue, door
Bach afgewisseld of uitgebreid met andere oude
dansvormen: Menuet, Air, Bourrée, Gavotte, Loure, Anglaise
en Polonaise. Het eerste drietal staat in mineur genoteerd en
heeft de te verwachten serieuze ondertoon; d overige drie staan in majeur
en zijn aanmerkelijk speelser van opzet. De benaming 'Franse'
suite laat zich niet meer achterhalen. Dat Bach boven de manuscripten
de titel in het Frans neerschreef zegt op zich niets, want dat
deed hij ook bij de Engelse suites. Met de stijl van Couperin
hebben deze suites in ieder geval niets van doen. Bovendien
ontbreekt in Bachs handschriften enigerlei verwijzing naar 'Frans'
(zoals er in de manuscripten van de Engelse suites evenmin de
term 'Engels' voorkomt). Van Asperen bespeelt hier een origineel, maar uiteraard wel gerestaureerd, uit 1738 daterend klavecimbel met één manuaal en twee 8-voet registers van Christian Vater (op de voorzijde van het cd-boekje is een detail van het dan nog niet gerestaureerde instrument afgebeeld). Het instrument stond eeuwenlang in een rommelkamer van een patriciërswoning in Hannover, tot het in 1983 werd aangekocht door een museum in Neurenberg. Na een ingrijpende restauratie horen we het instrument op deze prachtige opname in zijn volle, rijke glorie. Het is daarmee tevens een van de meest geslaagde klavecimbelregistraties van de laatste jaren, al geef ik in dit geval - heel eigenwijs misschien - de voorkeur aan de wat intiemere stereoversie.
Dan is er deze Nederlandse klavecinist die met zijn vertolking zijn eigen, zeer hoge grenzen heeft gesteld, want een dergelijk fenomenaal spel hoor je helaas niet zo vaak. Alsof de componist hier zelf achter het cembalo heeft plaatsgenomen en in volkomen vrijheid letterlijk alle registers opentrekt. Zelfs de alom bejubelde opname van Christopher Hogwood moet het tegen deze ongelooflijk genuanceerde virtuoze en tevens zo rijk rondgestrooide, charmante guirlandes eenvoudigweg afleggen. Hier is het technische en interpretatief volkomen meesterschap aan het woord, een meesterschap dat Van Asperen deelt met een andere eminence grise op dit terrein, Gustav Leonhardt. index | ||