CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2006


Bach: Franse suite nr. 1 in d, BWV 812 - nr. 2 in c, BWV 813 - nr. 3 in b, BWV 814 - nr. 4 in Es, BWV 815 - nr. 5 in G, BWV 816 - nr. 6 in E, BWV 817.

Bob van Asperen (klavecimbel).

Aeolus SACD • 79' • (sacd)

 

 

 


Bachs zes Franse suites behoren tot zijn eerste composities in het genre. Volgens de Engelse dirigent, klavecinist en musicoloog Thurston Dart ontstonden de eerste vier suites tussen 1727 en 1723 en de resterende twee ietwat later, zo rond 1725. Uit het overgeleverde notenmateriaal blijkt dat de componist de suites meerdere malen heeft gereviseerd en daarnaast wijzigingen aanbracht in de te spelen volgorde. Bach dacht in eerste aanleg niet aan suites, maar aan dansen. Pas later vatte hij het plan op om ze tot een eenheid te smeden en als suites te presenteren. De basis wordt gevormd door de delen Allemande, Courante, Sarabande en Gigue, door Bach afgewisseld of uitgebreid met andere oude dansvormen: Menuet, Air, Bourrée, Gavotte, Loure, Anglaise en Polonaise. Het eerste drietal staat in mineur genoteerd en heeft de te verwachten serieuze ondertoon; d overige drie staan in majeur en zijn aanmerkelijk speelser van opzet. De benaming 'Franse' suite laat zich niet meer achterhalen. Dat Bach boven de manuscripten de titel in het Frans neerschreef zegt op zich niets, want dat deed hij ook bij de Engelse suites. Met de stijl van Couperin hebben deze suites in ieder geval niets van doen. Bovendien ontbreekt in Bachs handschriften enigerlei verwijzing naar 'Frans' (zoals er in de manuscripten van de Engelse suites evenmin de term 'Engels' voorkomt).
Natuurlijk, deze werken zijn voor het klavecimbel bedoeld, maar er zijn inmiddels ook talloze pianoversies aan te wijzen. Een van de bekendere en bepaald niet onomstreden piano-uitvoeringen is die van Glenn Gould. Waar de voorkeur ook naar uitgaat, zoveel is zeker: wie deze versie naast die van Bob van Asperens vertolking op klavecimbel legt, wacht een geheel nieuwe wereld.

Van Asperen bespeelt hier een origineel, maar uiteraard wel gerestaureerd, uit 1738 daterend klavecimbel met één manuaal en twee 8-voet registers van Christian Vater (op de voorzijde van het cd-boekje is een detail van het dan nog niet gerestaureerde instrument afgebeeld). Het instrument stond eeuwenlang in een rommelkamer van een patriciërswoning in Hannover, tot het in 1983 werd aangekocht door een museum in Neurenberg. Na een ingrijpende restauratie horen we het instrument op deze prachtige opname in zijn volle, rijke glorie. Het is daarmee tevens een van de meest geslaagde klavecimbelregistraties van de laatste jaren, al geef ik in dit geval - heel eigenwijs misschien - de voorkeur aan de wat intiemere stereoversie.

De Nederlandse klavecinist Bob van Asperen

Dan is er deze Nederlandse klavecinist die met zijn vertolking zijn eigen, zeer hoge grenzen heeft gesteld, want een dergelijk fenomenaal spel hoor je helaas niet zo vaak. Alsof de componist hier zelf achter het cembalo heeft plaatsgenomen en in volkomen vrijheid letterlijk alle registers opentrekt. Zelfs de alom bejubelde opname van Christopher Hogwood moet het tegen deze ongelooflijk genuanceerde virtuoze en tevens zo rijk rondgestrooide, charmante guirlandes eenvoudigweg afleggen. Hier is het technische en interpretatief volkomen meesterschap aan het woord, een meesterschap dat Van Asperen deelt met een andere eminence grise op dit terrein, Gustav Leonhardt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links