CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2022 |
De discografie van Bachs zes Cellosuites weet zich overspoeld door uitvoeringen waarvan - ook dat nog - een groot deel zich tot de absolute topklasse mag rekenen. Dat een nieuwkomer daaraan nog iets zinvols weet toe te voegen mag op zijn minst bijzonder heten. Hoewel toegegeven: veel werken van Bach laten de interpreet - gelukkig! - de nodige vrijheid toe. Dat heeft niet alleen met de notatie ervan te maken, maar ook omdat we gewoon niet voldoende, laat staan precies weten hoe deze muziek in de achttiende eeuw werd uitgevoerd (al zijn er wel allerlei theoretische verhandelingen uit die tijd overgeleverd die op zijn minst in een bepaalde richting wijzen). De nog jonge (hij is pas 29) Franse cellist Bruno Philippe (hij was onder meer een van de laureaten van het Koningin Elisabeth Concours in 2017 en heeft al meerdere geslaagde opnamen op zijn naam staan) biedt ons een ronduit verfrissende blik op deze suites, gespeeld met veel bravoure maar ook stilistisch inzicht, een superieure streektechniek (met de lichte toets van de barokstok), dito articulatie en frasering, ritmisch precies maar toch soepel in de omgang met de verschillende barokke dansvormen. De voorgeschreven herhalingen zijn gelukkig veel meer dan dat, want Philippe is een van de helaas nog te weinige musici die echt durf tonen in de ornamentatie. Dit is net zo karakteristiek voor zijn spel als het muzikale narratief waarvan hij zich bedient, want Philippe is heuse een muzikale 'verhalenverteller' die zowel de donkere als de lichte(re) aspecten van deze onbegrensde meesterwerken op bijzondere wijze belicht. Ik noteerde daarbij als kernbegrippen: spirituele intimiteit en bruisende spontaniteit, met als hoogtepunt zijn visie op de misschien wel interpretatief meest 'lastige' suite: nr. 5 in de donkere toonsoort c-klein, waarin Bach het evocatieve en diepzinnige op grootse wijze samen laat vallen (Allemande!) Alleen een groot musicus als Philippe laat de luisteraar bijna ademloos achter. Er rees bij mij alleen enige twijfel bij het beluisteren van de prélude die de Derde suite inluidt: het vrij hoge tempo dat Philippe heeft gekozen vindt zijn oorsprong in ieder geval niet in de partituur (het door Julius Kellner gemaakte afschrift, door Breitkopf & Härtel in 1900 gepubliceerd, duidt 'Allegro' aan, terwijl een ander afschrift, dat van Alfred Dörffel, eveneens gepubliceerd door B&H, maar al eerder, in 1879, in het kader van de Bach-Gesellschaft Ausgabe, deel 27, geen tempoaanduiding bevat). Gelet op de - ondanks dat hoge tempo - opnieuw perfecte articulatie en frasering vormt het geen probleem op zich, maar even wennen is het wel. Waar ik nog extra bij stil wil staan is zijn grandioze 'behandeling' van de complexe fuga in de prélude van de Vijfde suite en de bijzonder fraai gestileerde Sarabande in de Zesde, waarin Bach folkloristische elementen ingenieus verbindt met uitdagende akkoordenreeksen. Tot slot de opname, die door Alban Moraud Audio van een terecht ruime, maar uitstekende gedoseerde 'akoestiek' werd voorzien, waardoor het veelzijdige klankspectrum van het instrument in zijn volle glans en glorie uit de luidsprekers komt. Aldus mag binnen de stevig uitgedijde discografie dit nieuwe album zeker als belangrijke aanwinst worden bestempeld. index |
|