CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2021 |
Iedere liefhebber weet het: Bach was naast groot componist en organist ook een uiterst bekwaam bewerker, zowel van eigen als van andermans werk. Bovendien waren in de Barok bewerkingen bij wijze van spreken dagelijkse kost: er was de voortdurende behoefte om muziekwerken aan te passen aan een bepaalde bezetting. Soms uit nood geboren en anders wel omdat een bepaalde gelegenheid erom vroeg. Wat bij iedere bewerking centraal dient te staan is dat deze geen afbreuk doet aan het origineel. Of anders gezegd: een slechte tot matige bewerking van het (meestal superieure) origineel is zonde van de erin gestoken energie, terwijl musici en toehoorders er evenmin blij van zullen worden. Phantasm bewijst dat analytische kennis, vakmanschap en goede smaak een uitgelezen combinatie vormen voor het welslagen van een bewerking. Het Phantasm gambaconsort, opgericht in 2005, was oorspronkelijk gehuisvest op de Universiteit van Oxford. In de herfst van 2010 maakte het de overstap naar Magdalen College, waar het samenwerkte met het Magdalen Choir. In 2015 werd Berlijn de nieuwe thuishaven, waar artistiek leider Laurence Dreyfus zowel de concertagenda voor zijn rekening neemt als muziekwetenschappelijk onderzoek doet in het kader van de historiserende uitvoeringspraktijk. Wat deze beide albums betreft ligt de klemtoon op Bachs Wohltemperierte Clavier, diens Musikalisches Opfer en Clavier-Übung III. Het idee achter de bewerkingen is helder: het bieden van aanvullend inzicht in de complexe stemvoering in Bachs muziek en dan met name diens klavierwerk, de preludes merendeels buiten beschouwing latend (omdat die zich door hun toccata-karakter voor transformatie naar gambaconsort minder goed lenen). Daarover merkte de pianist en auteur (van o.a. The Classical Style) Charles Rosen eens op dat ‘only the performer at the keyboard is in a position to appreciate the movement of the voices, their blending and their separation, their interaction and their contrasts. A fugue of Bach can be fully understood only be the one who plays it, not only heard but felt through the muscles and nerves'. De luisteraar die dus al bij voorbaat op achterstand is gezet. Het klinkt nogal somber, maar toch zit er een kern van waarheid in. Bovendien levert de historie het klinkende bewijs: Bach schreef zijn klavierwerken immers primair voor de executant: het zijn oefenstukken, zij het van een hoog geestelijk gehalte en waaraan ieder spoor van routine ontbreekt. De enorme rijkdom die in de polyfone stemvoering te vinden is lijkt voor sommige toehoorders wellicht lastig te ontrafelen wanneer weergegeven op klavecimbel, (forte)piano of orgel. Vanuit die gedachte , die van het verhullen, blijkt dit consort het uitgelezen ensemble om de meest ingewikkelde polyfonie toch een ‘heldere stem' te geven met als zeker niet onbelangrijke ‘bijvangst' een indrukwekkende blik op de – vaak radicale – inventie die anders deels verborgen zou kunnen blijven. Als iedere stem zijn eigen soortelijk gewicht meekrijgt en het de interactie tussen de verschillende stemmen is die in dit meest uitgelezen discours de zo karakteristieke eigenschappen ervan blootlegt, is feitelijk veel gewonnen en niets verloren. Het ‘enige' probleem: dat dit alleen is weggelegd voor een topensemble dat volmaakt op elkaar is ingespeeld en waarvan ieder lid in de meest letterlijke betekenis zijn of haar plaats weet. Het ingewikkelde contrapunt vraagt niet alleen om een diepgaande analyse vooraf, maar eist ook de praktische invulling ervan op de werkplek, onverschillig of dit de repetitieruimte dan wel het podium is. Wie deze beide cd's beluistert zal, hoe kan het ook anders, worden verrijkt met een geheel nieuwe luisterervaring die door zowel het concept als door het sublieme uitvoeringsniveau wordt bepaald. Wat dat laatste betreft: dankzij Phantasm zijn we getuige van de top op het gebied van de ensembletechniek. Dat zegt tevens iets over de opname die binnen dit grootse lijnenspel ieder detail hoorbaar maakt. index |
|