CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2020

Bach: Sonates en partita's voor (alt)viool solo

Sonate nr. 1 in g, BWV 1001 - Partita nr. 1 in b, BWV 1002 - Sonate nr. 2 in a, BWV 1003 - Partita nr. 2 in d, BWV 1004 - Sonate nr. 3 in C, BWV 1005 - Partita nr. 3 in E, BWV 1006

Atilla Aldemir (altviool)
Cybele Records 231903 • 69'+ 72' • (2 sacd's)
Opname: mei, juni, sept., okt. 2019, St. Agnus Kirche, Köthen (D)

Dit album is beschikbaar vanaf 25 november a.s.

 

Voor de cd-koper doet het er veelal niet toe: de ontstaansgeschiedenis van een productie. Bovendien: wat uiteindelijk telt is de muziek zelf, de uitvoering ervan. Dat geldt uiteraard ook voor deze set met Bachs partita's en sonates, oorspronkelijk geschreven voor de viool maar door de Turkse musicus Atilla Aldemir uitgevoerd op zijn lijfinstrument: de altviool, en wat voor een: een heuse Pellegrino de Micheli uit 1560 die zo te horen de tand des tijds uitstekend lijkt te hebben doorstaan.

Maar toch.Ik wil u het voorwoord in het cd-boekje, geschreven door Mirjam Wiesemann, de echtgenote van Ingo Schmidt-Lucas, 'Tonmeister' en manager van het Cybele-label, niet onthouden. Waarbij aangetekend dat Wiesemann eveneens zéér actief is voor het label en onder meer bekend is van de vele interviews die zij in dit verband met componisten en musici van allerlei pluimage op cd of anders in het cd-boekje heeft vastgelegd: Mirjam Wiesemann in gesprek met.

Muziek als verbindend element: het wordt vaak gezegd maar gelukkig vaak genoeg in praktijk gebracht. Dit geldt zeker voor deze productie waarin - zij het helaas postuum - een belangrijke rol is weggelegd voor Klemens Schmitzer, eens een meester op de trombone, maar in 1999 om gezondheidsredenen gedwongen zijn zo geliefde instrument op te geven. De muziek liet hem echter niet los: hij ging cultuurmanagement studeren en bouwde daarin snel een reputatie op.

Als kersverse cultuur- en orkestmanager vertrok hij met zijn echtgenote uit het oosten van Duitsland naar Lübeck, waar Schmidt-Lucas hem in 2007 bij het Theater Lübeck leerde kennen. Schmitzer was er actief als projectleider van het theaterorkest.

De persoonlijke contacten tussen het echtpaar Schmitzer en Schmidt-Lucas/Wiesemann werden nog steviger na Schmitzers benoeming als orkestmanager van het Berlijnse Konzerthaus, in 2015 gevolgd door zijn aanstelling in Wuppertal bij het plaatselijke symfonieorkest en de Wuppertaler Bühnen.

Op 20 januari 2018 vond de eerste gedenkwaardige ontmoeting plaats tussen Schmidt-Lucas en Atilla Aldemir in Schmitzers woning. Een van de mogelijke projecten die daar werd besproken was de integrale vastlegging van Bachs sonates en partita's. Niemand had echter toen kunnen bevroeden dat Aldemir zes maanden later, op 20 juli, Bachs Chaconne zou spelen tijdens de begrafenis van Klemens Schmitzer in Dresden. Schmitzer was geheel onverwacht overleden, een week na zijn 51ste verjaardag, die hij nog te midden van familie en vrienden in alle vrolijkheid had gevierd.

En zo is dit album, dat in feite tot stand is gekomen op Schmitzers initiatief, tevens een heel bijzondere, persoonlijke herinnering geworden aan die evenzo bijzondere vriendschap. Waaruit volgt dat dit album tevens als muzikaal in memoriam is uitgebracht.

In het in het boekje opgenomen vraaggesprek tussen Wiesemann en Aldemir toont de altist zich bepaald niet de eerste die zich al sinds zijn jeugdjaren met deze werken heeft beziggehouden. En natuurlijk is het avontuurlijk en fascinerend tegelijk om de overstap te wagen van de viool naar de altviool. Een ingrijpende stap, al verandert er niets substantieels aan het door Bach met grote finesse uitgedachte contrapunt. Maar qua klank en speltechniek is de altviool ten opzichte van de viool toch wel van een andere signatuur. Niet dat daardoor het beeld van deze sonates en partita's kantelt, maar wel dat de altviool om een daaraan aangepaste retoriek vraagt: alleen al op het punt van wendbaarheid is de altviool duidelijk ondergeschikt aan de viool, wat dan tevens betekent dat misschien nog wel nog hogere speltechnische eisen worden gesteld aan het uitlichten van het lichte, levendige maar ook het intens contemplatieve karakter dat deze stukken van nature bezitten, terwijl die zo typische barokstij, hoe dan ook bewaard moet blijven. Aldemir realiseerde zich daarbij terdege dat het niet alleen aankwam op het instrument als geheel, maar eveneens op de juiste keuze van strijkstok en snaren. Terwijl ook de akoestiek waarin de handeling zich afspeelt een belangrijke rol vervult. De keus voor de St. Agnus Kirche in Köthen lag daarom misschien om twee redenen voor de hand: De jonge Bach heeft in deze kerk als gemeentelid nog meegezongen in de zondagse kerkdiensten (zijn naam is opgenomen in het bewaard gebleven kerkregister) en - ik weet het uit eigen ervaring - de akoestiek is er meer dan voortreffelijk.

Bach legde in 1720 in Köthen de laatste hand aan deze zes stukken voor viool solo, waaraan hij in 1703 in Weimar was begonnen. Telkens weer onderbroken arbeid gedurende een tijdspanne van maar liefst 17 jaar. In Köthen schreef Bach, als kapelmeester verbonden aan het hof van landgraaf Leopold von Anhalt-Köthen, ook de zes Brandenburgse concerten en de zes suites voor cello solo. Köthen was ook in creatief opzicht voor Bach een belangrijke pleisterplaats.

Voor zover we weten zijn de Sei Soli (de oorspronkelijke titel van de sonates en partita's) in Bachs tijd in de St. Agnus nooit uitgevoerd. Er is tenminste geen enkele aanwijzing voor gevonden. Of Bach deze werken ooit zelf geheel of deels heeft uitgevoerd (hij was volgens de overlevering tevens een zeer getalenteerde violist) zal eveneens in de schoot van de geschiedenis verborgen moeten blijven. Er is zelfs geen eenduidigheid over de uitvoering door andere musici in die tijd, maar het meest waarschijnlijk maakt die van Joseph Spiess de meeste kans, toen de concertmeester van het Köthense orkest (dat, gelet op de bepaald niet geringe moeilijkheidsgraad van de Brandenburgse concerten, van hoog gehalte moet zijn geweest). Andere namen die circuleren zijn die van Johann Georg Pisendel en Jean-Baptiste Volumier, beiden verbonden aan het met veel glans en schittering omgeven hoforkest in Dresden.

Hoewel deze sonates en partita's in alle denkbare uitvoeringen maar ook in bewerkingen zijn vastgelegd (het discografisch aanbod is zelfs onoverzienbaar te noemen) en er in de afgelopen vijftig jaar zeker op het gebied van de historiserende uitvoeringspraktijk wel zo het een en ander is gebeurd, zijn de belangrijkste ankerpunten onaangetast overeind gebleven: stilistische puurheid, affiniteit met vorm en inhoud, articulatie en intonatie, ritmische souplesse, dynamische gradatie (ook op een enkele noot!) frasering.

Dit is muziek die een zekere mate van 'ad 'ad libitum' uitstekend verdraagt, al dienen dergelijke vrijheden wel gestoeld te zijn op kennis en ervaring. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak vinden we in de verschillende dansvormen (courante, gavotte, sarabande, ciaccona, loure, bourée, gigue enz.), in de meerstemmige dialogen en in de fuga's met de daarin door de componist aangebrachte contrasten tussen hoofd- en bijzaken. Vrijheid in gebondenheid, zou je kunnen zeggen, wat de muzikale integriteit overigens niet in de weg hoeft te staan.

Een goed voorbeeld daarvan is de schitterende interpretatie van de violist Arthur Grumiaux, die de sonates en partita's in het begin van de jaren zestig voor Philips vastlegde en nog eens uitdrukkelijk aantoont dat, hoewel de tijd zeker niet heeft stilgestaan, ouderdom op zich geen zinvol criterium is.

Dan is er Atilla Aldemir, zowel virtuoos als warmbloedig, die aantoont dat de altviool in een dergelijke diepgravende verkenning een uitstekende partner. We maken aldus kennis met een grote muzikale persoonlijkheid die evenals de grootste violisten op dit terrein 'zijn' Bach bijzonder goed kent, intelligentie en stijlzuiverheid met grote overtuiging als samenbindend element presenteert en door zijn individuele inbreng de nodige spanning in dit fraai uitgewerkte discours brengt. Hoe attractief de altviool in dit repertoire kan klinken bewijst bijvoorbeeld de bronzen sonoriteit aan het begin van de allemande uit de Tweede partita. Maar ook hoe wendbaar de altviool in de juiste handen zich weet te manifesteren, zoals bijvoorbeeld in het Allegro van de Tweede sonate. En dan was er de zeer kritische keuze van de strijkstok (Aldemir vertelt erover in het vraaggesprek) die zal hem zeker zal hebben geholpen bij de uitermate lastige akkoorden die Bach voor de violist in stelling heeft gebracht. Geen twijfel ook over de stemvoering, de bijzonder fraai uitgewerkte melodielijnen, de tempokeuze, de ornamentatie en de ritmische precisie. Hoewel uit de opnamedata blijkt dat er bepaald niet over een nacht is gegaan, spat de spontaniteit van deze vertolking af, wat de meerwaarde van dit recital alleen nog maar verhoogt.

Samenvattend ontpopt Atilla Aldemir zich op dit fraai gedocumenteerde album als een groot Bach-interpreet. Dit schitterende spel wordt bovendien omlijst door een juweel van een opname in DSD/SACD. De liefhebber heeft niet alleen de keus uit stereo of (vijfkanaals)surround, maar kan zich ook laven aan het 3D-kunsthoofdalternatief (binauraal stereo).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links