CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2023 |
Een ding is zeker: het werk van de Italiaanse componist Claudio Ambrosini (*1948) valt in geen enkel ‘hokje' te stoppen. Dat bleek al uit mijn eerdere recensies. Met zijn zowel vocale als instrumentale werken heeft hij doelbewust een muzikaal niemandsland betreden dat voorts alleen bereikbaar lijkt voor een beperkte schare muziekliefhebbers én musici. Muziek ook die heel specifiek op een bepaald instrument of instrumentarium is geïnspireerd én geschreven, zoals ook blijkt uit dit album dat de naam Tromper-l'oreille heeft meegekregen, naar het (bijna) gelijknamige stuk voor vibrafoon en fluit uit 1981. Dit is muziek die haar belangrijke functie alleen kan vervullen in een nichemarkt, zowel op het concertpodium als in de platenstudio. Wat dat laatste betreft is dit album een unicum, want nog niet eerder werden deze zeven werken op cd vastgelegd. Maar ook vanuit puur compositorisch oogpunt kan de uniciteit niet voldoende worden onderstreept, want dit zijn zonder uitzondering belangrijke verrijkingen van het fluitrepertoire, gerekend vanaf het begin van de jaren tachtig. Compositie en uitvoeringstechniek hangen van nature ten nauwste met elkaar samen, en dat geldt eens te meer voor deze muziek, waarin Ambrosini een scala aan puur technische innovaties ten aanzien van het fluitspel heeft geïntroduceerd, met in twee werken (Cadenza estesa e coda, geschreven in opdracht van de Venetiaanse Biënnale, en Negli sguardi di Euralio e Niso) tevens een belangrijke rol voor elektronica. Wat de aangewende 'techniek' betreft citeer ik uit het boekje:
Laat ik bij die laatste zin nog even stilstaan: dat het geen ‘gimmicks' zijn, maar dat Ambrosini zich in deze muziek heeft toegelegd op het uitwerken van nieuwe technieken met als doel een niet alleen persoonlijke, maar ook nog niet eerder toegepaste klanktaal, met als uitkomst een heel aparte stijl zoals we die ook terugvinden in zijn voor andere instrumenten én stemmen geschreven composities. Daartoe behoort ook de eis aan de vertolker om binnen de spreekwoordelijke ‘split second' zijn techniek aan te passen, met als gevolg een grote variëteit qua expressie en timbre. Met name de fluit biedt daarvoor een uitgelezen gelegenheid, vooral dankzij het eenvoudige mondstuk en het feit dat dit het enige houten blaasinstrument is dat geen riet nodig heeft om de klank in de luchtkolom te laten vibreren. Ambrosini componeert als het ware óp het instrument: hij heeft eerst alle (technische) mogelijkheden ervan verkend om van daaruit zijn zoektocht te beginnen naar die oorspronkelijke taal die, voor zover ik her kennis mee heb gemaakt, al zijn composities kenmerken. Dat vraagt van zowel uitvoerder(s) als toehoorder wel zo het een en ander, alleen al ingegeven door het feit dat uniciteit en complexiteit hier hand in hand gaan. Het heeft muziek opgeleverd die zich niet op het eerste gehoor zomaar laat veroveren (wat overigens een wezenlijk kenmerk is van de meeste goede muziek). Rest wel de niet te ontlopen vraag in hoeverre het unieke karakter van Ambrosini's muziek door aard en wezen niet tot een gekunsteld, ‘gezocht' kunstwerk heeft geleid. Dat gevaar ligt immers altijd op de loer, terwijl – om het nog lastiger te maken - de muzikale beleving ervan nooit en te nimmer aan objectieve maatstaven gebonden kan worden. Het is uiteindelijk de combinatie van ervaring en intuïtie die de (vooralsnog) onbevangen luisteraar op het goede spoor moet zetten. Ambrosini's muziek is niet gekunsteld, maar wel uniek. De gehoormatige en intellectuele 'verovering' ervan is, ik memoreer het nogmaals, geen eenvoudige zaak door een discours dat wordt gedomineerd door supersnel wisselende transformaties, uiterst subtiele variaties en niet direct herkenbare maar bij nadere beschouwing wel degelijk gemeenschappelijke elementen. De confrontatie is die met een structuur die alle eigenschappen vertoont van een bijzonder knap geconstrueerd mozaïek van schijnbaar afzonderlijke eenheden, ‘verpakt' in uitermate fijnzinnige gradaties van instrumentale kleuring, waarbij zaken als snelheid en klankintensiteit een belangrijke rol spelen. In deze werkelijk sublieme uitvoeringen (én opname!) komt het allemaal ‘ongecensureerd' tot zijn recht. index |
|