|
CD-recensie
Het Amadeus Quartet:
de complete RIAS-opnamen 1950 ~ 1969
© Aart van der Wal, november 2013
|
Beethoven: Strijkkwartet nr. 1 in F, op. 18 nr. 1 - nr. 2 in G, op. 18 nr. 2 - nr. 3 in D, op. 18 nr. 3 - nr. 4 in c, op. 18 nr. 4 - nr. 5 in A, op. 18 nr. 5 - nr. 6 in Bes, op. 18 nr. 6 - nr. 7 in F, op. 59 nr. 1 (Razumowsky nr. 1) - nr. 8 in e, op. 59 nr. 2 (Razumowsky nr. 2) - nr. 9 in C, op. 59 nr. 3 (Razumowsky nr. 3) - nr. 11 in f, op. 95 (Quartetto Serioso) - nr. 12 in Es, op. 127 - nr. 13 in Bes, op. 130 - nr. 14 in cis, op. 131 - nr. 15 in a, op. 132 - nr. 16 in F, op. 135 - Grosse Fuge in Bes, op. 133 - Strijkkwintet in C, op. 29*
Amadeus Quartet (Norbert Brainin, eerste viool; Siegmund Nissel, tweede viool; Peter Schidlof, altviool; Martin Lovett, cello), Cecil Aronowitz (altviool)*
Audite 21.424 mono (7 cd's)
Opname: juni 1950, april en november 1951, mei 1952, november 1956, november 1957, december 1958, december 1959, december 1960, februari en november 1962, maart 1967, Siemensvilla, Berlijn-Lankwitz |
|
|
Waar sommige ensembles kritiek kunnen uitlokken door hun techniek, hun heterogeniteit, hun podiumoptreden en maniërismen, hun repertoirekeus, de wisselingen in het personeelsbestand was het Amadeus Kwartet door de jaren heen homogeen en constant. Het enige waar in toenemende mate kritiek op kon worden geleverd, was naarmate de jaren vorderden, de vaak dubieuze intonatie van primarius Norbert Brainin.
Geen moderne muziek
Het Amadeus heeft zich in de concertzaal aan de moderne, laat staan eigentijdse muziek slechts weinig gelegen laten liggen. Dat mag voor een dergelijk topensemble best wel als een gemiste kans worden beschouwd. De kern van het discografische repertoire werd gevormd door de grote Weense Klassieken (Haydn, Mozart en Beethoven), met slechts een bescheiden uitstapje naar Schubert. De muziek van Mendelssohn en Schumann ontbreekt zelfs geheel. Het lijkt meer een toevalligheid dat Brittens Derde strijkkwartet door het Amadeus op het repertoire is genomen, maar misschien danken wij dat wel aan het feit dat de Britse componist dit werk aan het kwartet had opgedragen. Met het Amadeus Kwartet vergeleken deed het repertoire van bijvoorbeeld het Alban Berg en het Lasalle Kwartet ronduit modern aan.
Over wat de leden van het Amadeus met een gegeven partituur 'deden' of 'nalieten' valt op zich overigens weinig te zeggen, want de magie en de kracht van de vaak prachtige vertolkingen school niet in welke interpretatieve geaffecteerdheid dan ook, maar in een duidelijke, haast zichzelf wegcijferende presentatie van het muzikale betoog. Wat voor verschillen van inzicht het viertal achter het podium ook gehad mogen hebben, eenmaal aan het spelen bleek daarvan nooit iets.
Enige feiten op een rij
Eerst wat chronologische feiten. eerste violist Norbert Brainin werd 12 maart 1923 in Wenen geboren, tweede violist Siegmund Nissel 1 maart 1922 in München, altist Peter Schidlof 9 juli 1922 in Gollersdorf en Martin Lovett 3 maart 1927 in Londen. In 1938 ontvluchten de drie 'bovenstemmen', die alle drie les hadden gehad van Max Rostal, aan de dreigende Nazi-vervolging en ontmoeten in Engeland Martin Lovett. In 1946 spelen Schidlof en Lovett mee in de wereldpremière van Brittens The rape of Lucretia, een jaar daarop treedt de groep van vier aanvankelijk op als Brainin kwartet op de Darlington School of Music, maar neemt daarna de naam Amadeus Kwartet aan. In 1948 vindt het eerste optreden plaats in de Londense Wigmore Hall, in 1949 wordt de eerste commerciële opname (het strijkkwartet uit 1939 van de onbekende eigentijdse componist Priaulx Rainier) gemaakt.
In 1950 volgt het debuut in Duitsland, begint het kwartet aan de RIAS-opnamen en maakt het de eerste HMV-opname van Mozarts kwartet KV 387. In 1951 wordt via een Westminster opname (Haydn en Mozart) de overstap naar DG gemaakt met Schuberts Vijftiende kwartet, hoewel Brainin en Schidlof als verplichting jegens HMV in 1953 nog hun eerste (van de drie) opnamen van Mozarts Concertante symfonie met de London Mozart Players onder Harry Blech maken. In 1953 vindt ook de eerste Amerikaanse tournee plaats. In 1956 wordt Tippetts tweede strijkkwartet vastgelegd. In 1957 volgt dan het definitieve, exclusieve contract met DG.
In 1958 wordt een wereldtournee georganiseerd; op het repertoire staat dan onder meer het 6e kwartet van Bartók. Tussen 1959 en 1963 worden successievelijk alle strijkkwartetten van Beethoven opgenomen. Aan successen en onderscheidingen ontbreekt het niet de volgende jaren. In 1977 wordt begonnen aan een tweede opname van Beethovens kwartetten, frappant genoeg met de late kwartetten. Een lange termijn onderneming die niet meer tot een goed einde kan worden gebracht, want in 1987, wanneer Peter Schidlof overlijdt, zijn verder alleen nog op. 59/3 en op. 74 opgenomen.
Mozart en Haydn
Kenmerkend voor het Amadeus Kwartet was altijd hoe de typisch Weense, vrij zoetelijke toonvorming van Brainin en het stevige, onopgesmukte basfundament van Lovett als kader voor de fraai vermengde klanken van tweede violist Nissel en altist Schidlof. Wat bovenal treft was altijd de oprechte eerlijkheid van het musiceren en hun onverminderend enthousiasme; het waren echt non-interveniërende spelers, veertig jaar lang misschien wel hun belangrijkste 'handelsmerk'.
In optima forma bleek dat steeds weer uit hun Mozartvertolkingen. Exemplarisch is het Andante con moto uit het kwartet nr. 16 in Es, KV 428 (waarvan ooit drie in de tijd verschillende opnamen voorhanden waren). Hier is alles zoals men dat idealiter wenst: vloeiende lijnen, een ideaal tempo, prachtig afgewogen stemverhoudingen, elk met een eigen kleur en alle samen voorzien van een bitterzoete kern. Ook het begin van dit kwartet is voorbeeldig. Dit is muziek die men zich volkomen eigen heeft gemaakt en waarin men zichzelf volmaakt op zijn gemak voelt.
Vergelijkbare voorbeelden zijn te vinden bij Haydns kwartetten, met name op. 76. Het>was altijd een specialiteit van het Amadeus Kwartet, maar luister ook eens naar het strenge heksenmenuet uit op. 76/2 en het zonovergoten Largo cantabile e mesto uit nr. 5. Deze momenten komen ook ter sprake in het gedenkboek The Amadeus: Forty years in pictures and words van Suzanne Rozsa-Lovett (1988).
Daarin herinnert William Glock zich een uitvoering van op. 77/2 als volgt: "the most magical (aspect of which) was perhaps the moment when at bar 13 of the slow movement, the second violin and viola first join the other two players, and lift the music on to another plane." Dat is navoelbaar bij het beluisteren van de opname uit 1965. Beethoven
Het Amadeus Kwartet gaf talloze Beethoven-cycli tijdens concerten en nam sommige werken uit zo'n cyclus enige malen op. Wie dat moois na jaren opnieuw beluistert, gaat het eens temeer waarderen. Destijds waren op grond van de grote reputatie van het ensemble de verwachtingen over het klinkend resultaat misschien te hoog gespannen en werden de mooie uitkomsten als vanzelfsprekend beschouwd. Er kwam uiteraard concurrentie van de kant van het Quartetto Italiano (Philips), het Alban Berg Kwartet (EMI), het Végh Kwartet (Valois) en het Leipziger Kwartet (MDG), waardoor het Amadeus niet langer alleen nog aanspraak kon maken op de toppositie, maar de flexibele fraseringen, de kernachtige sforzati, de boeiende doorwerkingen, het bescheiden gebruik van het portamento en een net zo bescheiden expressief vibrato zorgen voor veel mooie momenten in een modern gevatte speelstijl. Zoals er zelfs blijken van schalksheid zijn in het Scherzo van op. 59/1, of anders wel de uitdagende sprankeling in het Presto uit het Harpkwartet. Jammer is wel dat vrijwel alle herhalingen ontbreken. De latere versie uit 1977/81 van de late kwartetten haalt niet geheel het niveau van eerdere uitgaven (de RIAS-opnamen meegerekend).
Ander repertoire
Jammer dat er niet meer Schubert is. Het begon meteen zo veelbelovend met Der Tod und das Mädchen, dat zo positief opviel door een fraaie combinatie van energieke vaart en bijna hartverscheurende lyriek. Natuurlijk geldt het Amadeus Kwartet als specialist in de 'Weense klassieken', maar in 1959 speelde het clubje Dvoráks Negerkwartet op een dusdanig veerkrachtige en stijlvolle manier dat zo duidelijk wordt dat Praag en Wenen niet zover van elkaar liggen. Maar afgezien van hun Mozartinterpretaties zijn het vooral die van Brahms waarin het Amadeus onverwacht uitblinkt. Ervaar de gekwelde halflichten uit het eerste kwartet. In het eerste deel wordt een impressie van ruwe zee opgeroepen, het coda van de Romanze klinkt lieflijk (met gitaarachtige pizzicato arpeggio's van Lovett) en het Allegretto krijgt een folkloristische inslag die haast vooruit lijkt te lopen op Janácek.
RIAS
Ik heb al een groot aantal RIAS-opnamen op deze site besproken, maar toch nog even heel kort het geheugen opfrissen. RIAS staat voor Rundfunk Im Amerikanischen Sektor, de omroep in de vrije Amerikaanse sector in Berlijn, die na het einde van de Tweede Wereldoorlog met zijn uitzendingen begon en in 1946 een eigen orkest oprichtte: het RIAS-orkest. In 1953 werd het orkest geheel zelfstandig om in 1956 te worden overgenomen door Sender Freies Berlin, de enige aandeelhouder en werkgever van het orkest dat bij die gelegenheid een nieuwe naam kreeg: Radio-Symphonie-Orchester Berlin. Veel opnamen die de omroep toen maakte, zijn gelukkig bewaard gebleven en worden nu na te zijn gemasterd, door het Duitse Audite-label uitgebracht. Daaronder ook deze en nog komende opnamen van het Amadeus Kwartet. Dat deze registraties, zelfs die van eind jaren zestig, nog mono zijn, laat zich gemakkelijk verklaren: de omroepen waren toen nog niet zover om in stereo uit te zenden en werd het om die reden niet zinvol geacht om stereo-opnamen te maken, hoewel die techniek er al vanaf de tweede helft van de jaren zestig was. Dat mogen we achteraf spijtig vinden, het is zoals het is, hoewel we gelukkig mogen vaststellen dat het glas in dit geval halfvol en niet halfleeg is: dit zijn stuk voor stuk uitvoeringen die zowel puur muzikaal als in hun historische context van grote betekenis zijn. Dat helaas het Tiende kwartet op. 74 (Harp) ontbreekt is jammer, moet doet uiteraard aan het belang van deze set verder niets af.
RIAS, Amadeus Kwartet en Beethoven
Het contact tussen het Amadeus en RIAS ontstond in 1950. Het was de joodse pianiste Elsa Schiller, overlevende van de Holocaust en hoofd van de afdeling muziek van RIAS, die over veel contacten in de muziekwereld beschikte en een fijne neus voor talent had. Zij was het die Dietrich Fischer-Dieskau en Ferenc Fricsay naar Berlijn haalde. Veel RIAS-opnamen kwamen dankzij haar inspanningen tot stand, waaronder die van het Amadeus Kwartet dat vervolgens jarenlang regelmatig in de opnamestudio in de Siemensvilla in Berlijn-Lankwitz te vinden was. De op deze zeven cd's verzamelde opnamen tonen ons geen ander Amadeus Kwartet dan we al kennen van de voor Deutsche Grammophon gemaakte opnamen. Dat laat zich verklaren door hetgeen al eerder in dit artikel is opgemerkt: dat het ensemble onverkort en consistent iedere interpretatieve geaffecteerdheid uit de weg ging en wist zich in het muzikale betoog bjna weg te cijferen. Het was de muziek die slechts telde, en niets anders. Volmaakte balans en homogeniteit waren voor dit ensemble de kernbegrippen. In dat gedenkboek van Rozsa-Lovett schreef Claus Moser "[...] involve us in the quest for beauty and musical truth. so we somehow become part of their music making." Deze vijf cd's maken deel uit van die 'quest', die dankzij de uitmuntende remastering zeer goed te volgen is. We worden deelgenoot gemaakt van wat intussen historisch is: de RIAS-opnamen van het Amadeus Kwartet. Ik ben heel nieuwsgierig geworden naar wat er verder nog in het vat zit!
|
|